Quantcast
Channel: Rollende Bierton
Viewing all articles
Browse latest Browse all 1692

‘exclusieve afnameverplichting’

$
0
0
Als je een café of ander horecabedrijf begint is een contract met een brouwerij nodig. En dan zit je vast aan een of ander duur contract.

De bierprijzen voor horeca zijn een gotspe, volgens Fred Schiphorst.

Hoewel voor veel horecabedrijven ‘het biercontract’ het belangrijkste leverancierscontract is van de onderneming, blijken ondernemers hier in de praktijk vaak onvoldoende kennis van te hebben. Mede daardoor wordt er ook vaak te weinig aandacht besteed aan deze overeenkomst. De ondoorzichtigheid van de biermarkt maakt het extra lastig om te doorgronden, welke mogelijkheden de overeenkomst zou kunnen bieden. En dat is zonde, want er is vaak flinke winst te behalen! (www.missethoreca.nl/cafe/blog/2012/9/vijf-valkuilen-bij-het-afsluiten-van-een-biercontract-101198557)

Bierbrouwerijen zijn altijd op zoek naar zekerheid ten aanzien van hun afzet. Een afnameverplichting biedt deze zekerheid, en daarom wordt deze afnameverplichting eigenlijk altijd aangeboden. In heel veel gevallen is dit echter niet noodzakelijk. Als de brouwerij geen duidelijke investering moet doen (financiering, brogstelling o.i.d.) is een samenwerkingsovereenkomst ook niet noodzakelijk. Een ‘liberale’ overeenkomst, waar geen afnameverplichting aan vast zit, volstaat in dat geval. Het voordeel daarbij is, dat de ondernemer ‘vrij’ blijft, en de brouwerij dus altijd extra z’n best moet doen om de ondernemer ‘binnen’ te houden.
Kortom: alleen tekenen voor een drankenafname verplichting indien dit strikt noodzakelijk is! (www.missethoreca.nl/cafe/blog/2012/9/vijf-valkuilen-bij-het-afsluiten-van-een-biercontract-101198557)

Tom van Erven Dorens: Binnen de nationale markt van een Europees land, bepaalt het marktaandeel van de brouwer de mogelijkheid tot en de duur van een brouwerijverplichting.
Heineken bijvoorbeeld kan door haar marktaandeel in Nederland (plus 30%) geen brouwerijverplichtingen meer afspreken. Bavaria, Grolsch en AB Inbev mogen vanwege hun lagere marktaandeel een brouwerijverplichting afspreken van maximaal 5 jaar. Kleinere marktspelers, zoals bijvoorbeeld Warsteiner, mogen zelfs voor een nog langere periode ‘binden’.
Is dat eerlijk? Nee natuurlijk niet, maar desondanks biedt dit Heineken ook kansen (www.missethoreca.nl/cafe/blog/2016/2/liberale-brouwerij-dat-valt-wel-mee-101232226).

Kleine brouwerijen
Dit zijn brouwerijen met in Nederland een kleiner marktaandeel dan 10%. Lindeboom is een voorbeeld van een kleine brouwerij. Deze brouwerijen mogen afnamecontracten afsluiten waar door de Europese wetgever geen beperkingen aan verbonden zijn. De looptijd van de contracten is niet aan een maximum gebonden. Deze looptijd moet wel redelijk zijn in verhouding tot de door de brouwerij geleverde prestatie. Als de brouwerij een lening van 50.000 euro verschaft, is het niet redelijk om daar een afnameverplichting van vijftien jaar aan te verbinden (http://passie.horeca.nl/content/18653/Bierbrouwerijcontract.html).

Middelgrote brouwerijen
Deze brouwerijen hebben in Nederland een marktaandeel tussen de 10% en 30%, voorbeelden zijn Grolsch en InBev. De looptijd van een afnamecontract mag maximaal vijf jaar zijn. Het zal wel duidelijk zijn dat de geldlening van de brouwerij in dit geval dezelfde looptijd zal hebben (http://passie.horeca.nl/content/18653/Bierbrouwerijcontract.html).

Grote brouwerijen
Deze brouwerijen hebben in Nederland een marktaandeel van meer dan 30%, bijvoorbeeld Heineken. Deze brouwerij mag geen termijn verbinden aan het afnamecontract. Een afgesloten contract is altijd opzegbaar door de horecaondernemer. Er wordt wel een opzegtermijn van twee maanden afgesproken. De horecaondernemer zal zich wel moeten beseffen dat bij opzegging van het afnamecontract ook de lening terugbetaald zal moeten worden op dat moment (http://passie.horeca.nl/content/18653/Bierbrouwerijcontract.html).

Vóór 1957 kan men spreken van een tijdperk van excessieve vrijheid. De geldigheid van exclusieve afnameovereenkomsten werd als dusdanig niet in vraag gesteld, laat staan betwijfeld. Er heerste met andere woorden contractuele vrijheid tussen brouwerijen en afnemers om contractsvoorwaarden naar goeddunken te stipuleren. Misbruik van machtspositie is in deze tijdsgeest dus niet ondenkbaar (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).  De EG heeft vervolgens regels opgesteld voor deze praktijk. En uit deze regels volgende jurisprudentie: zoals het Delimitis-arrest waarin het Hof het principe van het cumulatief effect van clusterovereenkomsten van Haecht/Wilkin verder verfijnde.

Heineken noemt zich inmiddels ‘de meest liberale brouwerij van Nederland’, en maakt daarmee handig gebruik van de opgelegde liberale status. Toch heeft ook Heineken manieren gevonden om deze liberale status te ontwijken.
Allereerst hanteert Heineken een opzegtermijn van twee maanden bij een voorgenomen switch naar een ander leverancier. Deze korte verplichtingstermijn is toegestaan, en dus een uitzondering op de wetgeving.
Ten tweede wordt de tapinstallatie contractueel door de brouwerijen in bruikleen verstrekt. Daarbij geldt dan als voorwaarde dat deze alleen gebruikt mag worden voor de  ‘eigen dranken’. Hoewel dit logisch is, betreft het toch een verkapte brouwerijverplichting.
Ten derde. Heineken realiseert een brouwerijverplichting via het huurcontract. Daarbij kan Heineken de pandeigenaar zijn, maar tussen-huur-constructies komen ook vaak voor.
Als laatste kom ik constructies tegen, waarbij Heineken de afnameverplichting met een derde partij (vaak de verhuurder) heeft geregeld. Deze partij wordt daar natuurlijk voor beloond; geld dat eigenlijk de afnemer zou moeten toekomen.
Kortom, laat je niet om de tuin leiden als men spreekt over ‘liberale brouwerij’. Zodra de mogelijkheid bestaat om een brouwerijverplichting op te leggen, zal elke brouwerij dit doen. Goede onderhandelingen en kennis van de materie blijven dus onverminderd noodzakelijk. Veel succes (www.missethoreca.nl/cafe/blog/2016/2/liberale-brouwerij-dat-valt-wel-mee-101232226).

Er zijn verschillende bindingsvormen: verschillende vormen waarop de bierbrouwer de uitbaters aan zich bindt. Biertank in bruikleen of verhuur van café door brouwer - Weinig tot geen verschillende biermerken verkrijgbaar in café's (https://prezi.com/vuqfs27cx0_b/economie-de-macht-van-de-bierbrouwer/).
Brouwer laat prijzen stijgen Voorwaarden bij lening Onderzoek naar Biermarkt - Rapport 'naar concurrentie op de tap' (https://prezi.com/vuqfs27cx0_b/economie-de-macht-van-de-bierbrouwer/).

Gebonden tomatensoep... of wacht nee gebonden horecazaken.

Een gebonden café is een café dat met een brouwerij een exclusiviteitscontract heeft afgesloten om alleen diens bieren af te nemen en te verkopen.  Bij een exclusiviteitscontract, dat dus een bevoorradingscontract is, is naast de brouwer en de café-uitbater meestal een derde partij betrokken: de brouwer wijst een bierhandelaar aan bij wie een café-uitbater de bieren moet inkopen. De bieren die onder het exclusiviteitscontract vallen zijn zowel de eigen bieren van die brouwer zelf als de bieren die deze brouwer aankoopt pom het gamma te vervolledigen. De brouwer controleert op deze manier dus het totale aanbod in het café op deze manier (Strategisch management. Concepten, analysemethoden en toepassingen, Garant, 1996 - 311 pagina's, blz 199).

Reeds sedert de jaren ’60 en ’70 kan men een ware concentratietendens waarnemen in de distributiesector. Interbrew is bij deze trendsetter geweest in het ontwikkelen van een strategie om massaal drankenhandelaars op te kopen. De reden hiertoe ligt voor de hand. Men wenste greep te krijgen op de detailhandel. Dit niet zozeer om de distributie te professionaliseren maar voornamelijk om een afzetmarkt te garanderen. De makkelijkste manier om te penetreren in de afzetmarkt is nu eenmaal door het opkopen van drankenhandelaars. De meeste uitbaters hadden immers brouwerijcontracten afgesloten met drankenhandelaars en niet met brouwerijen (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).


Brouwerijcontracten zijn exclusiviteitsovereenkomsten par excellence. Hoewel exclusiviteitscontracten voorkomen binnen verscheidene sectoren kan worden gesteld dat op één specifiek domein deze contracten common practice geworden zijn, met name in de brouwerijsector. Vandaar ook de typisch sectoriële benaming “brouwerijcontracten” (contrat de brasserie) om de overeenkomsten te omschrijven die een exclusieve afnameverplichting (exclusivité d’approvisionnement) bevatten ten laste van een wederverkoper. Ook in Frankrijk is de conventionele exclusiviteit het best bekend bij brouwers die ze opleggen aan hun afnemers om via een systeem van “koninklijke privileges” de markt te controleren (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).

Een “brouwerijcontract” of nog, een exclusieve drankafnameovereenkomst, kan best gedefinieerd worden als een contract waarbij een partij (afnemer en/of distributeur) jegens een andere partij (brouwerij en/of distributeur) voor een bepaalde tijd een exclusieve afnameverplichting aangaat, in ruil voor één of ander voordeel.
In Verordening nr. 1984/83 EEG van 22 juni 1983 wordt het brouwerijcontract
omschreven als een exclusieve afnameovereenkomst die wordt gekenmerkt door het feit dat
enerzijds de leverancier aan de wederverkoper bijzondere economische of financiële
voordelen toekent, doordat hij hem niet-terugvorderbare betalingen doet, tegen gunstige
voorwaarden een lening verstrekt of bezorgt, een stuk grond of bedrijfslokalen voor een
drankgelegenheid in gebruik geeft, technische installaties of andere inrichtingsobjecten ter
beschikking stelt of ten gunste van de wederverkoper andere investeringen doet en dat
anderzijds de wederverkoper jegens de leverancier een exclusieve, langdurige afnamebinding
aangaat, waaraan meestal een concurrentieverbod verbonden is (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).

Voorbeeld van een brouwerijovereenkomst is dat kan worden bepaald dat de uitbater van een drankgelegenheid zich ertoe verbindt voor een bepaalde periode uitsluitend drank (onder andere een minimum hoeveelheid bier) af te nemen bij een welbepaalde brouwerij of van een leverancier door die brouwerij aangeduid (zie
www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).

De afnameverplichting beperkt zich in de praktijk niet alleen tot de bieren. Ook zal vaak bedongen worden dat de overige dranken die in de horecagelegenheid geschonken worden, zoals frisdranken en sterke dranken (het ‘restpakket’), bij een bepaalde leverancier moeten worden afgenomen (www.meestermeester.nl/horecarecht/dossiers/afnameverplichting).

Volgens mij kon je aan de frisdrank, de cola (Pepsi of Coca) of 7-up/Sprite zien of een café in handen was van Heineken of niet...

Zo heeft Heineken in hun frisdrankassortiment: Pepsi en Sourcy.


De startende horecaondernemer zal op een of andere wijze zijn bedrijf moeten financieren. De bank is natuurlijk de eerst aangewezen instantie hiervoor. Banken zijn van nature voorzichtig met het uitlenen van geld. De gemiddelde levensduur van een horecabedrijf ligt gemiddeld genomen onder de tien jaar. Deze onzekerheid en de niet altijd even goede naam van de bedrijfstak maken dat banken het financieren van horecaondernemingen als een risicovol bedrijfsgebeuren zien. Banken verstrekken niet zonder slag of stoot een lening.
Het lukt startende ondernemers niet altijd een lening van een bank te krijgen. Daarom zijn in het begin van de vorige eeuw bierbrouwerijen al begonnen om de aankomende horecaondernemer op dit gebied te ondersteunen. De bierbrouwerijen zagen er wel wat in om, in ruil voor een afnameverplichting van hun bier (en overige dranken), aan horecaondernemers een geldlening te verstrekken. Soms was er ook sprake van het in bruikleen (gratis) ter beschikking stellen van spullen zoals een tap of koeling. Omdat brouwerijen er belang bij hebben dat hun producten voor langere tijd worden afgenomen, werden deze afnamecontracten voor een lange termijn afgesloten. Op grond van een Europese Verordening (regel) is de lengte (duur) van zo’n afzetcontract tegenwoordig grotendeels beperkt.
Het is een misverstand om te denken dat de brouwerijen geen (rente)kosten in rekening brengen als zij aan de horecaondernemer een lening verstrekken. Een brouwerij is nu eenmaal geen bank en moet geld verdienen met de verkoop/afzet van haar producten. Dus als de brouwerij een lening verstrekt aan een horecaondernemer komt het geld uit het eigen vermogen van de brouwerij of leent de brouwerij geld van de bank. De brouwerij zal de kosten van die lening (rente en afsluitkosten) natuurlijk doorberekenen aan de horecaondernemer. De looptijd van de lening zal gekoppeld worden aan de looptijd van de afnameverplichting.
Bovendien zal de brouwerij ook zekerheid voor betaling van de rente en de terugbetaling van de lening willen hebben. De zekerheid die in deze situatie het meest voor de hand ligt, is het in onderpand geven van inventaris en voorraden van het horecabedrijf. Er is dan sprake van bezitloos pandrecht. Hierdoor blijven inventaris en voorraden in het bedrijf, zodat de ondernemer normaal kan werken. De zekerheid die bezitloos pandrecht de brouwerij geeft, is maar heel betrekkelijk. Immers bij openbare verkoop van de inventaris zal de opbrengst minimaal zijn, want het gaat over gebruikte spullen. Dat de brouwerij toch deze zekerheid eist, wordt ingegeven door het idee dat er tenminste iets aan geld terugkomt als alles misloopt.
Voor het geval de horecaondernemer het bedrijfspand huurt, worden er tussen de eigenaar van het pand aan de ene kant en de brouwerij en de horecaondernemer aan de andere kant meestal afspraken gemaakt. Deze afspraken gaan over de situatie dat de horecaondernemer in financiële problemen komt en de huur niet meer kan betalen. In die situatie neemt de brouwerij de huur over van de horecaondernemer. De brouwerij kan dan of zelf overgaan tot exploitatie van het pand of iemand anders aanwijzen die dat gaat doen. In combinatie met het bezitloze pandrecht op de inventaris en de voorraden, kan de brouwerij op die manier als het ware een heel horecabedrijf verkopen. Dit levert natuurlijk altijd meer op dan openbare verkoop van de inventaris.
Sinds een paar jaar heeft Heineken besloten de leningen aan de horecaondernemers te laten lopen via de Europese Horeca Financieringsmaatschappij (EHF). Op deze manier wil Heineken nog eens extra benadrukken dat het geen bankinstelling is maar een brouwerij. De EHF verstrekt een lening aan de horecaondernemer. Heineken staat garant voor deze financiering. In ruil voor deze garantstelling sluit Heineken met de horecaondernemer een afnamecontract. Voordeel van zo’n financieringsmaatschappij specifiek voor de horeca is natuurlijk dat die beter kan inspelen op het gebeuren in de bedrijfstak dan een doorsnee bank. De voorwaarden en tarieven van de EHF wijken niet af van andere banken.
Soms wordt naast de geldlening ook een overeenkomst van bruikleen opgesteld. Dit houdt in dat aan de horecaondernemer gratis spullen (inventaris et cetera) ter beschikking worden gesteld door de brouwerij zolang de geldlening loopt (http://passie.horeca.nl/content/18653/Bierbrouwerijcontract.html).

De lening in geld ligt in zekere zin aan de basis van het ontstaan brouwerijcontracten. Horeca-uitbaters die een zaak wensten op te starten werden (en worden vandaag nog) geconfronteerd met een radicale “njet” van financiële instellingen op de vraag een lening te verkrijgen om te investeren in een op te starten handelszaak. Dit maakte dat veel ondernemers uit de boot vielen. De brouwerijen van hun kant liepen zo ook hun deel aan afzet mis daar de horeca-uitbaters een onmiskenbare schakel vormen voor de brouwerijen om hun producten tot bij de consument te krijgen. Zo kwam het dat brouwerijen de beginnende uitbaters aldus financieel gingen bijstaan, o.a. via het toekennen van een lening in geld.
Voor de leningen in geld zijn voornamelijk twee pistes denkbaar. De eerste constructie bestaat erin dat de brouwerij/drankenhandelaar zelf een lening aangaat bij een financiële instelling om vervolgens als het ware “door te lenen” aan de uitbater. Een tweede constructie bestaat erin dat de brouwerij een interne financieringsmaatschappij (al dan niet de moedermaatschappij van de groep) opricht die vervolgens uit eigen middelen put om leningen te verstrekken aan potentiële uitbaters.53 Zo richtte Duvel Moortgat de dochtervennootschap Moortgat Financial Services (MFS) op, Palm Breweries richtte Diepensteyn op en Alken Maes richtte de Handels- en Kredietmaatschappij op. In de tweede constructie speelt de brouwerij als het ware zelf voor bank en dient zij zich te wapenen tegen de risico’s die eigen zijn aan het verstrekken van een lening. Niet zelden gaat het verstrekken van een lening dan ook gepaard met de inpandgeving van de handelszaak .... “Voor zover de klant voldoet aan alle verplichtingen voortvloeiend uit huidig contract, eveneens wat de te behalen minimumafname betreft, zal de Brouwerij de terugbetaling van het kapitaal + intresten voor het verlopen jaar kwijtschelden aan de klant.”
... De lening in geld als economisch voordeel is één van de meest evidente systemen waarbij een economisch voordeel gekoppeld wordt aan een periodieke prestatie. De uitbater zal periodiek presteren en maand na maand zijn exclusieve minimumdrankafnameverplichting naleven terwijl de brouwerij/drankenhandelaar op zijn beurt maandelijks al dan niet gedeeltelijk kwijtscheldt of de kosten ten laste neemt. Het periodiek karakter van het voordeel houdt een aanzienlijke vermindering in van het risico voor de brouwerij/drankenhandelaar en vormt daarenboven een motivatie voor de uitbater om zijn contract terdege en correct uit te voeren.
Een andere manier om tegemoet te komen aan de kapitaalnood van de uitbater is het in bruikleen geven van meubilair en/of materiaal zodat de uitbater hier niet zelf in dient te investeren. Het kan gaan om meubilair en materiaal zoals een tapinstallatie, een toog, frigo’s, tafels, stoelen, barkrukken, e.d. (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf)

De exclusiviteit waartoe de uitbater zich in een brouwerijcontract verbindt, behelst meestal een dubbele verplichting. De brouwerij/drankenhandelaar zal opleggen wat te kopen en bij wie. De merkexclusiviteit bepaalt welke dranken de uitbater exclusief moet afnemen. De distributie-exclusiviteit bepaalt bij wie hij zijn producten moet betrekken
De merkexclusiviteit is voor de brouwerij primordiaal. Zo weet zij zich verzekerd van een afzetmarkt. De afnemer mag in dit geval immers geen concurrerende producten kopen/verkopen. Voor de drankenhandelaar zal bij het afsluiten van een brouwerijcontract met een uitbater daarentegen de distributie-exclusiviteit primeren. Voor hem is het immers irrelevant welk merk hij dient te leveren, dan wel het enkele feit dat hij en niet een concurrerende drankenhandelaar mag
leveren  (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).

Het is in de horeca een overbekend fenomeen: de verplichting om bier en andere dranken bij één specifieke leverancier af te nemen, vaak voor een lange periode.  De grondslag voor zulke bedingen is doorgaans gelegen in de omstandigheid dat de horecaondernemer niet gemakkelijk aan financiering via een bank kan komen, maar wel een brouwerij bereid vindt tot het verstrekken van een lening. In ruil verlangt de brouwerij dat de uitbater uitsluitend haar bier afneemt. Ook plegen brouwerijen afnameverplichtingen te verlangen wanneer zij bijvoorbeeld de bedrijfsinventaris en/of de (kelder)bierinstallatie aan de horecaondernemer in bruikleen geven,  eigenaar of (onder)verhuurder zijn van het pand waarin een horecaonderneming wordt gedreven.
Voor een horecaondernemer kan zo’n afnameverplichting nogal nadelig zijn. Een exclusieve drankafnameverplichting beperkt de ondernemer immers sterk in de wijze waarop hij zijn onderneming kan drijven. Ook zal een afnameverplichting die aan het horecapand kleeft bij bedrijfsoverdracht de waarde van de onderneming drukken. Voor de horecaondernemer is een verplichting tot afname van bieren en andere dranken dus niet onverdeeld positief (www.meestermeester.nl/horecarecht/dossiers/afnameverplichting).

 Zo werd aldus geoordeeld dat de afgifte door een brouwer van stoelen en tafels voor commercieel gebruik, niet als bruikleen kan worden gekwalificeerd wegens het ontbreken van het kosteloos karakter, vermits de brouwer als tegenprestatie had bedongen dat enkel zijn bieren mochten worden verkocht in het verkooppunt. Verder overweegt de rechtbank dat door zichzelf een verkoopmonopolie voor te behouden in het verkooppunt van de uitbater, de brouwerij zichzelf een voordeel verschaft dat
ruimschoots het equivalent is van het gebruik van de tafels en stoelen en dat niets wijst op enige vorm van vrijgevigheid tussen de partijen (TILLEMAN, B., “Bruikleen, bewaargeving en sekwester”, in Beginselen van Belgisch Privaatrecht,Antwerpen, Story, 2000, deel 2, 449) (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf)

Een vaak voorkomend economisch voordeel bestaat in het toekennen van een handelshuur voor het verkooppunt en eventueel zelfs de handelszaak, al dan niet aan een prijs die voordeliger is dan de marktprijs. Deze situatie onderscheidt zich dus van het geval waarin de uitbater zelf eigenaar is van het pand (en de handelszaak) of het pand huurt van een derde. Het toekennen van een handelshuur kan plaatsvinden in dezelfde overeenkomst als die waarin de exclusieve afnameverplichting wordt opgenomen, dan wel in een afzonderlijke overeenkomst .... Het spreekt voor zich dat het opzet van de brouwerij-verhuurder verschilt van dat van de normale verhuurder buiten het bestaan van een brouwerijcontract. Het opstrijken van huurgeld wordt hier immers slechts als bijkomstig beschouwd. Het hoofddoel van deze verhuurder ligt daarentegen in het bevorderen van de verkoop van dranken via het opleggen van een exclusieve bevoorrading
(www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf)).

Exclusieve drankafnamebedingen worden aangemerkt als ‘verticale overeenkomsten’, ofwel overeenkomsten die gesloten worden tussen twee of meer ondernemingen, in de praktijk veelal een bierbrouwerij en een horecabedrijf, die met betrekking tot bier en andere dranken actief zijn in verschillende fasen van de dezelfde distributie- of productiekolom.
Verticale overeenkomsten, zoals de verplichting om al het bier bij één brouwerij te betrekken, zijn aan regels gebonden. Drankafnameverplichtingen worden aangemerkt als concurrentiebeperkend en zijn daarmee in beginsel verboden. Toch wordt de soep niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend. Op grond van de Nederlandse en Europese mededingingsregels  zijn namelijk op het verbod vrijstellingen van toepassing.
De vrijstellingsregelingen gaan ervan uit dat de voordelen van verticale overeenkomsten meestal opwegen tegen de nadelen. Pas wanneer de betrokken leverancier een bepaalde macht op de markt heeft, kunnen beperkingen in verticale overeenkomsten een negatieve invloed op de concurrentie hebben.
Marktaandeel
Om te bepalen of sprake is van veel macht op de markt, wordt gekeken naar het relevante marktaandeel van de leverancier (let op: níet dat van de horecaondernemer). Is dit groter dan 30%, zoals bijvoorbeeld het marktaandeel van Heineken, dan geldt de vrijstelling niet. In zo’n geval dient de leverancier ontheffing aan te vragen bij de mededingingsautoriteiten (in Nederland de ACM (voorheen de NMa)).
Ongeacht het marktaandeel van de leverancier, mag een exclusieve afnameverplichting worden aangegaan voor de duur van maximaal vijf jaar. Dat ligt alleen anders, wanneer de leverancier eigenaar of verhuurder is van het bedrijfspand waarin de horecagelegenheid wordt uitgebaat. In zulke gevallen mag de drankafnameverplichting gelijk zijn aan de huurperiode. En dat kan dus (aanzienlijk) langer zijn dan vijf jaar.
Van concurrentiebeperking in de zin van de mededingingsregels is overigens geen sprake wanneer bij het afnamebeding minder dan acht ondernemingen zijn betrokken en hun gezamenlijke jaaromzet het bedrag van € 5.500.000,= niet te boven gaat (www.meestermeester.nl/horecarecht/dossiers/afnameverplichting).

Wanneer een brouwerij/drankenhandelaar vermoedt dat de exclusieve drankafnameovereenkomst wordt geschonden wegens het schenken door de uitbater van concurrerende dranken zal hij dit standpunt moeten hard maken. Vandaar dat brouwerijen zich in in de overeenkomst het recht zullen voorbehouden om bij de uitbater ter plaatse zijn kelder of depôt te inspecteren. De brouwerij zal hiervoor een beroep doen op een deurwaarder. Het is daarbij niet ondenkbaar dat de uitbater weigert toegang te verschaffen tot zijn lokalen. Men beschikt in dit stadium weliswaar niet over een uitvoerbare titel aangezien het inspectierecht louter contractueel is. Het wordt courant als volgt in het brouwerijcontract wordt gestipuleerd:
“De brouwerij kan op ieder ogenblik via een door haar gekozen persoon de kelders,
opslagruimten en alle andere gebouwen en ruimten van het verkooppunt, bezoeken om zich
ervan te vergewissen dat de cliënt zijn verbintenissen stipt naleeft. De cliënt erkent dat de
weigering dit bezoek te laten plaatsvinden en/of het feit zich ertegen te verzetten en/of te
belemmeren of te bemoeilijken evenals louter de aanwezigheid van niet toegestaan
verpakkingen en/of publiciteitartikelen, een ernstige inbreuk vormt op deze overeenkomst.”
Een oplossing om de deur tot inspectie toch te openen kan er in bestaan zich tot de rechter te wenden op eenzijdig verzoekschrift om alzo de tegenpartij zonder diens medeweten te verplichten toegang te verlenen onder verbeurte van een dwangsom (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).

Voor de goede orde wijzen we erop, dat een exclusieve afnameverplichting niet alleen opgenomen kan zijn in een overeenkomst met een brouwerij, maar ook ‘verstopt’ kan zitten in overeenkomsten met andere partijen. Gedacht kan worden aan een bepaling in de overeenkomst met de verhuurder die niet de brouwerij is, en die de verhuurder gedurende de looptijd van de huurovereenkomst het recht geeft de bierleverancier aan te wijzen. Zulke bedingen kunnen ongeldig zijn. Gaat de looptijd van de huurovereenkomst namelijk de vijf jaar te boven, terwijl de brouwerij niet als verhuurder optreedt, dan geldt in de regel de hiervoor genoemde vrijstelling niet (www.meestermeester.nl/horecarecht/dossiers/afnameverplichting).

In plaats van rechtstreeks met een brouwerij te contracteren kan een uitbater ervoor opteren een exclusieve afnameovereenkomst (brouwerijcontract 1) te sluiten met een drankenhandelaar. De drankenhandelaar sluit op zijn beurt een overeenkomst met een brouwerij om diens producten door te verkopen aan de uitbater (brouwerijcontract 2). In ruil kent de brouwerij een korting toe aan de drankenhandelaar of deelt zij op haar beurt in het economisch voordeel dat door de drankenhandelaar verschuldigd is aan de uitbater in ruil voor de exclusieve afnameverplichting. Zowel de overeenkomst tussen uitbater en drankenhandelaar als de overeenkomst tussen drankenhandelaar en brouwerij kunnen worden gekwalificeerd als brouwerijcontracten met dit verschil dat laatstgenoemde overeenkomst normaliter geen exclusiviteitsbeding zal bevatten (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).

Brouwerijen zullen niet steeds geneigd zijn een omvangrijk vastgoedpatrimonium uit te bouwen. Om alsnog het voordeel van een handelshuurovereenkomst te kunnen bieden aan een uitbater zullen zij een hoofdhuurovereenkomst aangaan met een onafhankelijke derde, die geen uitstaans heeft met het brouwerijcontract, om het pand vervolgens onder te verhuren aan een uitbater. Het behoeft geen verder verhaal dat eigenaars eerder geneigd zullen zijn om te verhuren aan een solvabele brouwerij dan aan een doorgaans weinig financieel draagkrachtige uitbater met een handelszaak in opstartfase (www.scriptiebank.be/sites/default/files/cd42a60167148c32c304f1b17ba01a03.pdf).

De bierprijs word vaak bepaald door de brouwer. Zo zijn er bijv. ook geschillen ontstaan met Heineken en Sjoerd Kooistra (die is inmiddels dood) omdat Kooistra tegen de prijs van Heineken aan schopte gezien deze brouwer de prijs oneerlijk omhoog schopte en duurder maakte dan voor particulieren (www.goeievraag.nl/financien-werk/ondernemers/vraag/101781/kroeg-beginnen-bierprijs-bepalen). Is Inbev de nieuwe Sjoerd Kooistra? ... steneneigenaar Inbev
(www.quotenet.nl/Nieuws/Is-Inbev-de-nieuwe-Sjoerd-Kooistra-30693)

Jos de Winter van café de Nieuwe Dikke Dries in Utrecht vindt dat hij leverancier Heineken te veel moet betalen voor zijn bier  (www.nrc.nl/handelsblad/2012/11/22/heineken-wil-van-panden-af-maar-niet-van-deze-kroeg-12581396).

Het moet maar eens afgelopen zijn met de macht van de bierbrouwers, vindt Henk Westbroek. Al ruim 18 jaar huurt de bekende zanger het pand van Bavaria in Utrecht waarin zijn café-restaurant Stairway to Heaven zetelt. Hij is verplicht producten van de Brabantse bierbrouwer af te nemen. 'Als het aan mij ligt, maken we een einde aan die macht,' vertelt hij vandaag in het AD (www.ad.nl/ad/nl/1100/Consument/article/detail/3477688/2013/07/18/Henk-Westbroek-wil-Bavaria-slopen.dhtml).

Voor veel Nederlandse horecaondernemers is het een crime: de contracten waar je als kroegbaas aan vastzit. De meeste horecapanden in Nederland zijn eigendom van de grote bierbrouwers, die eisen dat huurders hun assortiment afnemen. Bier van de concurrent is niet toegestaan. Horecaondernemers hebben zo een beperkte keuze in hun aanbod. En amper onderhandelingsruimte, de brouwers zijn namelijk de baas (www.ad.nl/ad/nl/1100/Consument/article/detail/3477688/2013/07/18/Henk-Westbroek-wil-Bavaria-slopen.dhtml).

Onduidelijk is hoeveel uitbaters in een juridische strijd zijn verwikkeld met bierbrouwerijen. De rechtszaken die Heineken heeft lopen „zijn op één hand te tellen”, zegt een woordvoerder. „Ik weet dat er een aantal zaken speelt”, zegt algemeen directeur Lodewijk van der Grinten van Koninklijke Horeca Nederland (KHN). „Maar het is heel moeilijk na te gaan, want ondernemers zijn héél terughoudend. Vaak is in hun contract een clausule opgenomen dat zij over de inhoud van het contract niets mogen zeggen.”
KHN waarschuwt al jaren dat brouwers zich moeten terugtrekken als financiers van cafés. Het huidige systeem is „pervers” en „niet transparant”  (www.nrc.nl/handelsblad/2012/11/22/heineken-wil-van-panden-af-maar-niet-van-deze-kroeg-12581396).

75% van de cafés is gebonden aan bierbrouwer ... Een groot aantal drankverstrekkende bedrijven is gebonden aan brouwerijen. Zo is 75% van de cafés gebonden aan een bierbrouwer, is één op de zes panden eigendom van bierbrouwer en heeft 11% van de horecabedrijven een geldlening of borgstelling van de brouwers.
Grotere binding is minder nettowinst
Hoe groter de binding met de brouwer, hoe minder de nettowinst voor de ondernemer. (Pand)gebonden ondernemers betalen dan ook de hoofdprijs. Ze profiteren niet van lagere hectoliterkortingen terwijl er wel een afnameverplichting is.
Hoge inkoopprijs
De bierinkoopprijs voor ondernemers is tot twee keer hoger dan de verkoopprijs voor consumenten in de supermarkt (www.kenniscentrumhoreca.nl/artikel/75-van-de-cafes-is-gebonden-aan-bierbrouwer).

Bierbrouwerijen in Nederland zijn méér dan bierleverancier. Het komt regelmatig voor dat zij eigenaar van een pand zijn en als financier fungeren voor de ondernemers.
In een interview in deze krant zei Jean-François van Boxmeer, de bestuursvoorzitter van Heineken, een jaar geleden dat hij af wil van de financiering van horecabedrijven. Het liefst helemaal, maar dat noemde hij „zeer onwaarschijnlijk”. Heineken is liever brouwer dan bank, was zijn boodschap.
Nu is Jos de Winter een uitbater die zijn pand graag wil terugkopen van Heineken. Hij zegt dat zijn vader de kroeg tien jaar geleden „in een dronken bui” aan de brouwer heeft verkocht. Hoewel Heineken zegt graag van zijn panden af te willen, geldt dat niet voor de Nieuwe Dikke Dries aan het Oudkerkhof in Utrecht  (www.nrc.nl/handelsblad/2012/11/22/heineken-wil-van-panden-af-maar-niet-van-deze-kroeg-12581396).
...
Een woordvoerder van Heineken Nederland zegt dat de bierbrouwer „substantieel” minder panden bezit dan pakweg tien jaar geleden. „Toen waren het er nog tussen de 700 en 800. Daarvan zijn er 150 à 160 over. Dat zijn mooie, strategische panden, waar we graag zitten.”
Café de Nieuwe Dikke Dries is „ook zo’n mooi, strategisch pand”, beaamt de woordvoerder. Naast de panden waarvan Heineken eigenaar is, zijn er nog circa duizend horecagelegenheden waarvoor de brouwer garant staat bij de bank (www.nrc.nl/handelsblad/2012/11/22/heineken-wil-van-panden-af-maar-niet-van-deze-kroeg-12581396).

Horecaondernemers worden door brouwerijen gedwongen om enkel hun merk bier te tappen. Het is vervolgens verboden om bier van een concurrent aan te bieden. Daardoor worden de prijzen in cafés kunstmatig hoog gehouden en kunt u niet afwisselen in uw behoefte aan gerstenat. SEO vindt daarom dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) moet ingrijpen.
Een woordvoerster van de NMa laat weten dat de concurrentiewaakhond zich al aan het buigen is over de problemen op de biermarkt. Aanleiding was een eerder onderzoek in opdracht van de horecakoepel KHN, waar dezelfde klachten uit naar voren kwamen. Sinds eind vorig jaar is de NMa in gesprek met zowel de horecaondernemers als de bierbrouwers. Naar verwachting wordt nog dit jaar duidelijk of de NMa kan ingrijpen en op welke manier (www.powned.tv/nieuws/binnenland/2013/01/verziekte_biermarkt_moet_veran.html).

Slechts 2,4 procent van de horecabedrijven met een eigen pand stapt jaarlijks over naar een andere bierbrouwer. Cafés liggen nog steeds aan de ketting van grote brouwerijen. Volgens brancheorganisatie Koninklijke Horeca Nederland (KHN) is de biermarkt vastgeroest (www.trouw.nl/tr/nl/4504/Economie/article/detail/3312606/2012/09/07/Cafes-aan-ketting-bij-brouwers.dhtml).

Léon Spronken & Suzanne Moonen (19-11-2011): Exclusieve Bierafnamebindingen in de Horeca zijn aanvaardbaar en noodzakelijk als ze redelijk zijn.
...
Koninklijke Horeca Nederland (KHN) heeft een rapport laten vervaardigen waaruit moet blijken dat exclusieve afnamebindingen terzake bieren en andere dranken dan bieren (restpakket) moeten verdwijnen omdat deze bedingen niet redelijk zijn en de vrije concurrentie in de weg zouden staan. Wij - als Meesters in het Horecarecht - vinden de wijze waarop dit rapport tot stand is gekomen (telefonische en internetinformatie en feitelijk onderzoek op minder dan 50 adressen) discutabel zeker nu uit dit rapport niet blijkt dat daaraan juridische kennis, ervaring en expertise van de brouwerijwereld ten grondslag ligt dan wel dat hoor en wederhoor adequaat is gehanteerd (www.spronkenadvocaten.nl/actualiteit/nieuwsbericht.php?id=56).

De Hoge Raad heeft eind 2013 een belangwekkende uitspraak gedaan met betrekking tot exclusieve afnamebedingen (HR 20-12-2013, NJB 2014/143). Hieruit kan worden afgeleid dat er bij langdurende afnameverplichtingen (in casu 20 jaar) eerder sprake zal zijn van marktafscherming. Hoewel in het geval van deze BP-uitspraak de uiteindelijke afnemer in zijn 'bewijsopdracht' is geslaagd en door de Hoge Raad in het gelijk is gesteld, mag hieruit echter niet worden afgeleid dat horecaondernemers op eenvoudige wijze exclusieve bierafnameovereenkomsten kunnen laten vernietigen.
Samengevat, exclusieve afnameverplichtingen in overeenkomsten zijn niet zonder meer geldig. Start u een horecaonderneming, of neemt u er één over, dan is het dus van belang op te letten of de drankenleverancier u een exclusieve verplichting tot afname oplegt en zo ja, voor welke duur en voor welke producten. Ook doet u er verstandig aan na te gaan of de huurovereenkomst bedingen bevat die u voor een periode langer dan vijf jaar binden aan een door de verhuurder aan te wijzen drankenleverancier. Tot slot is het van belang stil te staan bij de vraag wie de verhuurder van het horecapand is: een brouwerij of een derde.
Recent heeft Koninklijk Horeca Nederland onderzoekresultaten gepresenteerd waarin wordt geconcludeerd dat “gebonden” bedrijven minder marge maken. Daarbij word met name gewezen naar situaties waarin de brouwerij de horecaruimte verhuurt “en daardoor gedurende de looptijd van de huurovereenkomst een exclusieve afnameverplichting kan opleggen (www.meestermeester.nl/horecarecht/dossiers/afnameverplichting).

Mij leek het allemaal oud nieuws, maar wat lees ik:

Hoge Raad 27 november 2015
ECLI:NL:HR:2015:3424
Inbev is een grote wereldwijd opererende bierbrouwer. Bierbrouwers kopen en huren horeca-lokaties om zich, door (onder)verhuur aan een horeca-exploitant, te verzekeren van afzet van hun dranken. Inbev huurde in Nijmegen horecaruimte die eerst door een onderhuurder als als Gauchos restaurant, daarna als lounge-café en vervolgens als discotheek. Een opvolgende onderhuurder wilde er een Italiaans restaurant beginnen, maar toen hij wilde verbouwen bleek dat gebruik in strijd met de bestemming te zijn. Er kon wel vrijstelling van het bestemmingsplan worden verleend (en dat gebeurde uiteindelijk ook) maar dat was een kostbare en langdurige procedure. De onderhuurder vorderde ontbinding van de overeenkomst wegens dwaling, en schadevergoeding.
De kantonrechter wees de vordering van de onderhuurder af, maar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vond dat Inbev als professionele partij de onderhuurder had moeten wijzen op de mogelijke problemen met het bestemmingsplan en had moeten begrijpen dat de onderhuurder zou hebben afgezien van het sluiten van de huurovereenkomst als hij van die problemen op de hoogte was geweest.
Inbev stelt cassatieberoep in. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. “Dat Inbev een “grote professionele speler op de Nederlandse horecamarkt en hoofdhuurder van het bedrijfspand” is, brengt op zich zelf niet mee dat zij geacht wordt op de hoogte te zijn van de precieze bestemming van het pand en de mogelijke problemen die deze bestemming kan opleveren als een verbouwing nodig zou zijn in het bedrijfspand, en dat zij daarom [verweerder] daarover behoorde te informeren… In zijn algemeenheid mag een huurder van bedrijfsruimte niet ervan uitgaan dat met het oog op zijn belang door de professionele verhuurder bij de gemeente is nagegaan of eventuele verbouwingsplannen mogelijk problemen in verband met het bestemmingsplan opleveren.”
Inbev had in deze dus geen mededelingsplicht, te meer, omdat in de algemene verhuurvoorwaarden ook was opgenomen dat de huurder zelf moet onderzoeken of het gehuurde geschikt is voor de bestemming.
(24 februari 2016, www.bdmadvocaten.nl/mededelingsplicht-van-professionele-partij-over-planologische-bestemming-van-gehuurde/, zie http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2015:3424)

De rechtbank in Rotterdam heeft in april van dit jaar [2016] de huurovereenkomst ontbonden in een zaak van een huurder die een horecagelegenheid had gehuurd. De huurder had gesteld dat er gebreken waren, met name in het ventilatiesysteem van het pand. De inhouding/opschorting van huurpenningen was kennelijk opgelopen tot ongeveer € 25.000,00. De kantonrechter vond de door de huurder gestelde gebreken onvoldoende aangetoond en ontbond de huurovereenkomst. Het Hof in ’s-Hertogenbosch heeft in juli van dit jaar geoordeeld in een zaak tussen Brand Bier Brouwerij en een café in de omgeving van Roermond. Het betrof een kort geding, waarin – kort gezegd – alleen spoedeisende zaken kunnen worden behandeld. Brand Bier wilde de ontruiming van het gehuurde café in verband met door de huurder opgelopen huurachterstand. Wat in deze zaak in ieder geval ook speelde was dat het café een deel van de huurbetaling had opgeschort in verband met een geschil over het leveren van bier op rekening. Verder was er dan wel sprake geweest van een fikse huurachterstand, maar die was door het café ingelopen. Na afweging van de belangen over en weer heeft het Hof geoordeeld dat – voorlopig – het café niet kon worden ontruimd, omdat de gerede kans bestond dat in een bodemprocedure (een gewone procedure) de ontbinding van de huurovereenkomst niet zou worden uitgesproken (www.eenduidelijkezaak.nl/category/huurrecht/).

Het is ondanks al deze negatieve uitleg over gebondenheid, best begrijpelijk dat men bij een brouwerij aanklopt voor allerlei hulp:

De brouwerij heeft een aantal prachtige panden te huur.... De Efteling in Kaatsheuvel is met voorsprong het grootste attractiepark van Nederland. Het ontvangt inmiddels ruim vier miljoen bezoekers per jaar. Sinds kort is het park het hele jaar open. Myriam Ermes van De Efteling: "Ik zou de relatie met de brouwerij willen omschrijven als een langdurige samenwerking met wederzijdse groeimogelijkheden. Sprookjes bestaan!"
(www.horecasupport.nl/over-ab-inbev/panden-te-huur/)

In de meeste gevallen is je persoonlijke motivatie (meer nog dan je opleiding en werkervaring) doorslaggevend voor de succesvolle opstart van je zaak. Vraag jezelf daarom voordat je begint af of je geschikt bent voor deze branche. Een ideale horecaondernemer:
...
Vraag je af welk soort horecabedrijf je wilt oprichten. Deze beslissing heeft grote gevolgen voor je (toekomstige) locatie en doelgroep (www.horecasupport.nl/tools/startersinfo/tips-tricks/). 

Wij kennen de markt door en door. Voor onze merkenstrategie volgen wij nauwlettend de trends in bierconsumptie en consumentengedrag, zowel in binnen- als buitenland. Wij weten wat consumenten willen en handelen hier naar. Samen met jou willen wij onze missie realiseren; het aangaan van duurzame relaties met consumenten, door hen merken en ervaringen te bieden die mensen bij elkaar brengen (www.ab-inbev.nl/horeca.html).

U wilt graag uw omzet en rendement verhogen? HEINEKEN ondersteunt u hierin op basis van het 5-pijler model. Dit model is tot stand gekomen na een grootschalig onderzoek naar het gedrag en de behoeften van horecabezoekers. Zie het als de knoppen waaraan u kunt draaien om groei te creëren (www.heinekenhoreca.nl/meer-rendement-uit-uw-bedrijf).

De bierkaart is dé manier om uw assortiment in bieren kenbaar te maken bij uw gasten. Hoe stimuleert u de actieve verkoop? (www.heinekenhoreca.nl/meer-rendement-uit-uw-bedrijf-paginas/actieve-verkoop-en-presentatie)

Frisdrank bepaalt gemiddeld zo'n 32% van de omzet van uw horecabedrijf (www.heinekenhoreca.nl/drank-food-en-non-food).

Door de consument te confronteren en te verleiden met de candybars van Mars, kunt u maar liefst 10% van uw shoppers tot een chocolade-aankoop over laten gaan (www.heinekenhoreca.nl/drank-food-en-non-food/food).



Viewing all articles
Browse latest Browse all 1692