Winston Churchill commented: "The war of giants has ended, the wars of the pygmies began." (https://en.wikipedia.org/wiki/Polish%E2%80%93Soviet_War) Nadat de eerste wereldoorlog was afgelopen, was Europa drastisch veranderd. De grote naties Rusland, Duitsland, Hongarije-Oostenrijk en het Ottomaanse rijk waren gevallen en in de wanorde en onduidelijkheid begon strijd om de landsgrenzen van onder meer Polen, Litouwen, Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië.
Onbegrijpelijk eigenlijk dat we nu 100 jaar later zo zijn gericht op het einde van de eerste wereldoorlog, alsof toen de oorlogswaanzin eindigde. Terwijl in werkelijkheid die waanzin elders verder ging.
In de jaren twintig speelde deze oorlogen en in de jaren dertig was er natuurlijk de Chinese, Ierse, Spaanse en de Oostenrijkse burgeroorlog en de opkomst van het fascisme in Italië en Duitsland. In 1937 begon de Tweede Chinees-Japanse Oorlog (ook bekend als Tweede Sino-Japanse Oorlog) en in 1939 begon de tweede wereldoorlog... Dus waarom spreken we dan over het interbellum?
Een interbellum (van het Latijn inter, tussen en bellum, oorlog) is een periode tussen twee oorlogen.
Het interbellum is de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog (https://nl.wikipedia.org/wiki/Interbellum).
Als ik echter op de lijst van oorlogen kijk op Wikipedia dan is te zien dat er in de 20e eeuw -als ik het goed zie- geen oorlog in 1907, 1908 en 1909. Maar waarschijnlijk waren die er dus wel, maar niet bekend op Wikipedia (overigens tel ik de koude oorlog niet eens mee in mijn beoordeling). Het is toch eigenlijk een wonder dat we met al dat gedonder in de wereld de tijd vinden om bier te brouwen?
In de negentiende eeuw verdwenen zeer veel brouwerijen in Nederland, veel ambachtelijke kennis ging verloren en de kwaliteit van het bier werd slechter dan ooit tevoren. Dit had allerlei oorzaken die allemaal tezamen een verwoestend effect hadden en die ik hieronder (en in de bronnen daaronder) zal verklaren (http://witteklavervier.nl/nl/historie/1750-1950/bier-in-de-19e-eeuw).
Tegen 1900 hadden brouwerijen wereldwijd de capaciteit om grotere verscheidenheid aan bieren te maken en verkopen. Alles had er waarschijnlijk anders uitgezien als we vanaf 1914 niet te maken hadden gekregen met oorlog, recessie en drooglegging (www.kraftbier.nl/bierhistorie/).
Aangenomen mag worden dat het ontstaan van Nederland en de bijbehorende kosten van oorlogen en dergelijke voor een aanzienlijk deel werd gefinancierd met de opbrengsten van belasting op bier. Bijzonder hinderlijk was een belasting op de inhoudsmaat van de brouwkuip die een noodzakelijke schaalvergroting onnodig in de weg stond (http://witteklavervier.nl/nl/historie/1750-1950/bier-in-de-19e-eeuw). Zie ook blz 319 en voetnoot 59 op blz 50 van Staat van oorlog: wapenbedrijf en militaire hervorming in de Republiek der ...Door M. A. G. de Jong (2005).
Dat belasting op bier niet altijd verkeerd is, blijkt uit de overwinning die wij Nederlanders op de Spanjaarden hebben behaald tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).
In de Middeleeuwen werd er veel meer bier gedronken dan tegenwoordig. Bier was veiliger om te drinken dan water, want dat wemelde van de bacteriën. De schatting is dat Nederlanders in de tijd van de Tachtigjarige Oorlog jaarlijks zo'n 400 tot 600 liter bier dronken. Een gemiddelde van ruim een liter bier per dag.
Uit een wetenschappelijk onderzoek dat in 2012 is verschenen in het Journal of American Association of Wine Economists, blijkt dat Nederland door het vele bier drinken de Tachtigjarige Oorlog heeft gewonnen. Volgens economen Koen Deconinck van de Universiteit van Leuven en Johann Swinnen van Stanford University hebben de belastingen op bier "een cruciale rol in de financiering van de opstand gespeeld" (www.biernet.nl/algemeen/weetjes/de-tachtigjarige-oorlog-gewonnen-met-bier).
De "dobbele stuver" : een gewestelijke (oorlogs)belasting op "elcke tonne bier"
Deze belasting, in 1599 geheven als een soort oorlogsbelasting, gold volgens de magistraat van Arnemuiden alleen voor de tappers.
De "schamele gemeente" en de soldaten dienden daarvan uitgesloten te worden. Het betreft vooral de "cleyne inbrouwen bieren". Die bieren verdienden eigenlijk die naam niet: "meer wesende verdorven water dan bier ende alleenlyck wesende tot dienste ende gerieve van dalderscamelste gemeent" (www.arnehistorie.com/Artikelen-Belastingen-GA/belastingen-op-bieren-tijdens-de-80-jarige-oorlog.html).
Het jaar 1609 was het begin van het Twaalfjarig Bestand met Spanje (1609-1621). Dat had tot gevolg dat het "Antwerps bier" niet meer als "Uijtlants" maar als "Inlants" bier werd beschouwd. Dit "Belgisch bier" werd toen al als een bedreiging beschouwd wegens zijn kwaliteit. Dat blijkt uit klachten vanuit het tappersgilde (www.arnehistorie.com/Artikelen-Belastingen-GA/belastingen-op-bieren-tijdens-de-80-jarige-oorlog.html).
Bier aan het IJzerfront neemt u mee naar de Westhoek tijdens de Eerste Wereldoorlog (www.klaproos.be/bier.htm) (http://biervat.blogspot.nl/2013/08/bier-aan-het-ijzerfront.html).
Oorlog brengt zowel het slechtste als het beste naar boven in mensen. Toen de Engelsen in de Eerste Wereldoorlog aan het Belgische front vochten, brachten ze behalve moed ook hun ale, scotch en stout bieren mee. Deze bieren vielen zo in de smaak bij de Belgen dat Wielemans uit Vorst na de oorlog besloot om zelf een bier van dit type te brouwen: Scotch C.T.S Tot op vandaag staat dit bier voor moed, karakter en respect voor traditie. Biertype: Donkerbruine ale, Smaak: Zoet en moutig met een beetje gebrande bitterheid 7,2% (http://cafecasino.nl/bier-van-de-maand-scotch-c-t-s/)
Bier, hop en de Eerste Wereldoorlog
Met het eerste hoofdstuk “In oorlogen sneuvelt de waarheid altijd als eerste”, wordt het onderzoek in tijd en ruimte gesitueerd....Het tweede hoofdstuk, “Zolang er brouwers zijn, zal er bier zijn”, gaat dieper in op de situatie van de brouwers en hun bier tijdens de Groote Oorlog...In het derde hoofdstuk “Hop en bier – hop en landbouw – hop en Poperinge” wordt dieper ingegaan op de teelt en de pluk van deze grondstof tijdens de oorlog. Naast het areaal en de oogst, komt het aspect ‘soldaten in de pluk’ aan bod. In het vierde en laatste hoofdstuk “Bier, wijn en sigaren, en dan het oorlogsklusje klaren”, is onderzocht hoe het zat met het eindproduct: bier
(www.scriptiebank.be/scriptie/bier-hop-en-de-eerste-wereldoorlog).
Tot aan de eerste wereldoorlog werd er veel in de brouwerij geïnvesteerd. De productie groeide tot 14.000 Hl. In de oorlog was er sprake van een behoorlijke terugval in de afzet van het bier en moest de productie terug. De grondstoffen waren moeilijk verkrijgbaar, en de prijzen stegen. Mout moest in Engeland en de Verenigde Staten tegen hoge prijzen worden aangekocht. Tot overmaat van ramp werd een schip met 100 ton mout voor de brouwerij door de vijand op weg van Baltimore naar Rotterdam getorpedeerd. De brouwerij bleef echter draaien gedurende de eerste wereldoorlog (www.pinkgron.nl/barbarossa/barb_hist.php).
“Tortelduivenbier bestond er in twee soorten, donker en licht. Afhankelijk van de alcohol werden de accijnzen afgedragen. De brouwer brouwde, maar moest behoorlijk belasting betalen”, zo weet Broer Mooren. Hij kent nog mooie anekdotes van de tijd vlak voor de oorlog. “Het bier kostte een dubbeltje per liter. Op zo’n ‘blauwe maandag’ lagen de jongens van de fabrieken in de omtrek dan op mooie dagen aan de Niersdijk.” Of de knechten die aan de Maas werkten in Niftrik bij Wijchen. “Vier, vijf uur ’s morgens gingen ze per fiets naar hun werk. Laat in de middag kwamen ze terug en dronken een of twee driekwartliters op. En dan meteen naar bed om de volgende morgen weer vroeg met de fiets naar het werkt te gaan.” De arbeiders van meubelfabriek de Gennepermolen lustten ook wel een Tortelduivenbiertje. “Tussen de middag, maar later verbood directeur Fred Steinman dat zijn werknemers. Bier drinken was veel te gevaarlijk met al die zaagmachines en gereedschappen.” Broer Mooren: “Wij jongens moesten meehelpen op de brouwerij. Met een spoelmachine werden de flessen gereinigd. De borstels gingen af en aan.” Vader Jan was een krachtige man. “Hij was heel sterk en versleepte in z’n eentje al die grote biervaten. Hij legde die vaten dan op de bierwagen. De vaatjes van wel zestig, zeventig liter gingen dan met paard en kar naar de klanten, vooral café’s in Gennep, Ottersum en Ven-Zelderheide.” Hendricus en Jan Mooren combineerden de brouwerij met het landbouwbedrijf (www.dooijevaer.nl/33-for-single-articles/92-gennep-ruim-600-jaar-gennepse-biergeschiedenis.html).
Op 2 maart 1915 werd in Arcen de acte ter oprichting van Stoombierbrouwerij de Vriendenkring ondertekend door vier kleine, toen nog ondergistende, brouwers. ... Het ging goed met Stoombierbrouwerij de Vriendenkring en het zogenaamde VK Bier werd op vele plaatsen in het land verkocht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de brouwerij veel te lijden gehad: auto's en paarden werden in beslag genomen en het strategisch gelegen pand werd tegen het einde van de oorlog zwaar beschoten door de Engelsen. Na de oorlog is men direct weer met de wederopbouw begonnen, maar door de algemene malaise was de bierafzet onder de maat en kwam men in financiële problemen. Een oplossing was het verkopen van 201 aandelen aan Brouwerij de Drie Hoefijzers te Breda in 1949 (www.hertogjanproeverij.nl/historie-brouwerij).
Het eerste bierblikje dateert van 1935? Hoewel de introductie van bier in blik een groot succes was, werd het rond 1942 grotendeels verboden bier op deze manier te verkopen zodat het blik gebruikt kon worden in de oorlog (www.talkiesman.nl/news/lifestyle/11x-feiten-over-bier/).
Bierdrinkende 'moffen' op een Bredaas terras... Een Duitser in een dikke leren jas serveert het bier. De kroeg was waarschijnlijk verlaten omdat de inwoners van de Baroniestad (50.000 mensen) op de vlucht waren geslagen voor de Duitse troepen (www.omroepbrabant.nl/?news/2166921033/Bizarre,+ontroerende+en+schokkende+beelden+van+dn+oorlog+in+Brabant++.aspx).
Knipsel ‘Toen de oorlog begon – deel 10 (Dwangarbeid fataal)’ – AD Rotterdams Dagblad, editie Hoeksche Waard, 9 april 2015
Alle Nederlandse mannen tussen de 18 tot 35 jaar moesten zich in 1943 melden voor de Arbeitseinsatz...Vanaf Rotterdam voerde de reis per trein naar Mettingen, een stadsdeel van Esslingen am Neckar, onder de rook van Stuttgart. In deze plaats bevond zich de Maschinenfabrik Esslingen, producent van locomotieven, trams, wagons, pompen en ketels. ...De werkdagen waren lang en bijna iedereen had last van luizen. Het voedsel hield niet over, brood en soep zonder veel voedingswaarde. „Rooie kool, witte kool, savooiekool, zo in het water gekiept. Om twaalf uur kregen we eten, om half een stikten we alweer van de honger.” Vanwege de aanwezigheid van een lokale brouwerij werd er ook bier als voedselvervanger uitgedeeld. Cor Groenenberg: „We kregen wel tien flesjes per dag. Na de oorlog heb ik nooit meer bier gedronken.” De dwangarbeiders sliepen in stapelbedden in een barak, vlakbij de fabriek. Ondanks het gevaar, vanwege de vele bombardementen van de geallieerden (http://wo2-hoekschewaard.nl/goudswaard/deel-10/).
Vanuit het woonhuis aan de Houtstraat gaat het met een trapje iets naar beneden richting brouwerij, waar de koperen ketels stonden. De ketels zijn ingemetseld met stenen, een soort stenen geraamte, zoals destijds gewoon is. Onder de ketels is ook een stookoven met kolen als brandstof. De gewelfde kelders zijn groot en bieden in de oorlogsjaren bescherming tijdens bombardementen (www.dooijevaer.nl/33-for-single-articles/92-gennep-ruim-600-jaar-gennepse-biergeschiedenis.html).
1949: ‘Het bier is weer best’
Nederland is na de oorlog een land van matige drinkers. Zó matig, dat het Centraal Brouwerij Kantoor besluit dat er een campagne nodig is om de bierconsumptie te stimuleren. Het blijkt het begin te zijn van een flinke toename van het drankgebruik (http://historiek.net/jaren-van-verandering/45220/).
In 1959 zette Mary Servaes, beter bekend als de Zangeres Zonder Naam, het levenslied ‘Ach vaderlief, toe drink niet meer’ op de plaat. Zij kreeg er haar eerste gouden single mee:
Ach vaderlief, toe drink niet meer
Ik vroeg ’t al zo menige keer
Want moesjelief huilt telkens weer
Ach vaderlief, toe drink niet meer
Kort na de oorlog leek het erop dat de drankbestrijders gewonnen hadden: er werd in die tijd onmiskenbaar minder gedronken dan voorde oorlog.... In de jaren direct na de oorlog daalde de alcoholconsumptie naar een dieptepunt. Datk wam wellicht voor een klein deel door het heersende arbeidsethos,maar vooral door de geringe verkrijgbaarheid en de hoge prijzen van alcoholhoudende dranken (http://historiek.net/jaren-van-verandering/45220/).
Ondanks de populariteit van pils blijkt de Nederlander minder dorstig dan de buren in Duitsland en België. Een dieptepunt wordt bereikt in de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1949 drinkt de Nederlander gemiddeld niet meer dan tien liter bier per jaar. Om het tij te keren zette het Centraal Brouwerij Kantoor (nu Nederlandse Brouwers) in de jaren vijftig een reclamecampagne op met de slogan: “Het bier is weer best”. De campagne heeft succes. Halverwege de jaren zestig stijgt de bierconsumptie tot 40 liter. Het begin van de jaren negentig laat een voorlopig hoogtepunt zien van 90 liter. Inmiddels drinken we gemiddeld tussen de 70-80 liter bier per Nederlander per jaar (www.kennisinstituutbier.nl/geschiedenis).
Waar het na de oorlog wel goed mee ging, was het bier. In de late jaren veertig en in de jaren vijftig werd de bierproductie opgevoerd.Bier was in voorgaande eeuwen een volksdrank geweest, vooral vanwege de volstrekte ondrinkbaarheid van het stedelijke oppervlakte-water. Om het grachtenwater, dat hevig vervuild werd door bedrijvigheid als laken- en verfindustrie, enigszins drinkbaar te maken, werd er bier van gebrouwen. Dat bier moest door het hele gezin gedronken worden, ook door de allerjongsten. Dat leidde ertoe dat het meest gedronken bier in vroeger tijden ‘dun bier’ was, een vrijwel alcoholloze drank met een ongetwijfeld navenant slappe smaak, enigszins te vergelijken met moderne dranken als ‘lättöl’ in Zweden en‘light’ in de VS. Het op grote schaal brouwen van dun bier was een ze-gen voor de volksgezondheid, maar het zorgde er ook voor dat bier door de eeuwen heen een slecht imago had. Wie echt aan de alcohol wilde, nam zijn toevlucht tot jenever. Alleen wie het kon betalen dronk wijn of ‘vol bier’. Dat negatieve imago werd er niet beter op toen in de Tweede Wereldoorlog, bij gebrek aan grondstoffen, voor-namelijk slap bier werd gebrouwen.
Toen de oorlog voorbij was, en er langzamerhand betere grondstoffen beschikbaar kwamen, besloten de gezamenlijke brouwers, verenigd in het Centraal Brouwerij Kantoor, dat het tijd werd, de oude vooroordelen voorgoed uit de wereld te helpen. Hun befaamde slagzin ‘Het bier is weer best’ moest suggereren dat de kwaliteit van het Nederlandse bier weer op het vooroorlogse peil terug was. De campagne werd breed ingezet: tot in het befaamde Nieuwe Haagse Kookboek, een tijdloze klassieker, werden tips gegeven om de huisvrouw te leren hoe bier bewaard moest worden, bij welke gelegenheden men het kon drinken en zelfs hoe men een biertje moest inschenken. Of het aan de brouwerscampagne ligt of niet, zeker is dat de Nederlander na de oorlog steeds meer bier is gaan drinken. Lag de bierconsumptie in 1949, toen de campagne van start ging, rond de 10 liter per hoofd, halverwege de jaren zestig was de 40 liter bereikt. De stijging zette door tot begin jaren negentig,met een top rond de 90 liter, om daarna langzaam te dalen tot zo’n 70 liter nu (http://historiek.net/jaren-van-verandering/45220/).
In een grijs verleden stonden binnen de Rotterdamse stadsmuren maar liefst 48 bierbrouwerijen. Voor de oorlog was Rotterdams Stout een populair biertype onder havenarbeiders. De oorlog bracht hier veranderingen en na de Tweede Wereldoorlog waren er nog slechts twee pilsbrouwerijen over: Heineken op Noord en Oranjeboom op Zuid. In de jaren ’70 trokken ook deze brouwers de stad uit (http://steffelaarbier.nl/nl/wie-is-steffelaar/).
Het is 2014, een jaar waarin veel zal worden stilgestaan bij de 100e verjaardag van de Eerste Wereldoorlog. ...Het bier heette Passchendaele en het was gebrouwen ter ere van de Eerste Wereldoorlog....Ik proefde een halve liter slap bier en verder vooral heel veel ronkende marketing. Wel marketing over de rug van dode soldaten. Dat heet dan respect.
Op het etiket stond zelfs een roosje afgebeeld, een verwijzing naar het gedicht “In Flanders Fields” (In Flanders fields the poppies blow). Ook voor de wereldliteratuur niets dan respect hoor.
Goed, we zaten in een kroeg, we waren de enige niet, al gauw gaat zo’n bier dan een eigen leven leiden. We verzonnen aan de lopende band andere ongepaste herdenkingsbieren. Wordt de Brand Sylvester ingeruild voor “NieuwjaarsBrand”, uit zogenaamd respect voor de Volendammers? Durft de Leidsche brouwerij een BennøL aan? Zouden we in 2045 heus Sobibier gaan drinken, “koosjer en nach Reinheitsgebot”…?
Kroegpraat, toogzever, allemaal supergrappig natuurlijk – maar dit bier is geen grap. Brouwerij Van Honsebrouck, ook bekend van de Kasteel-bieren, heeft werkelijk gedacht uit die nare oorlog een slaatje te kunnen slaan. Het is je reinste lijkenpikkerij. Al dat geouwehoer over respect en “a minute of silence” is opgeklopte marketing. “The Great Beer”, jawel.
Natuurlijk, ik weet het wel, zo’n brouwer moet ook z’n omzet halen, bier is nu eenmaal geen nobel kunstwerkje dat zonder winstbejag door toegewijde smulpapen wordt bereid. Je moet commercieel durven zijn. Dat vind ik allemaal best. Maar moet het dan echt zó? Wat mij betreft zijn er ook in de reclame nog wel ethische grenzen waar je rekening mee mag houden. Je zou hopen dat de potentiële klanten dat ook vinden.
Eén ding moet je Van Honsebrouck nageven: ze zijn wel stijlvast. Ook in mijn mond bleek de Passchendaele een smakeloos bier (http://dossierhop.nl/ongepast/).
Een greep uit het aanbod: Remembrance Beer (blond bier met alcoholpercentage van negen procent, van brouwerij Eutropius uit Heule), J.J. Crowe (bruin bier met alcoholpercentage van tien procent) en Wipers Times (blond bier met alcoholpercentage van 6,2 procent, van brouwerij Kazematten, nieuwe stadsbrouwerij uit Ieper).
De bieren hebben vaak een verhaal of speciale anekdote van de brouwer ter verantwoording. Zo vraagt het bier Passchendaele van brouwerij Van Honsebrouck uit Ingelmunster op het etiket aan de drinker om even stil te staan bij de zware veldslagen die daar plaatsvond, met ‘50 cl respect’.
Op de kroonkurk van dit blond biertje met laag alcoholpercentage (5,2 procent) staan dan weer de jaartallen 14-18 vermeld. Een deel van de opbrengst van dit bier wordt aan de gemeente Zonnebeke geschonken om bij te dragen in het onderhoud van de oorlogsmonumenten.
Andere ‘oorlogsbieren’ passen dan weer de ingrediënten aan. De Flanders Fields Ale 14-18 is bijvoorbeeld een mix van een Belgisch blond bier met hop uit de Vlaamse velden en een Engelse ale. En Ypres van de Struise Brouwers uit Oostvleteren is dan weer een typisch zuur bier, ‘populair in de streek in de tijd van voor de oorlog’ (www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20140411_01064084).
De herdenking van de Groote oorlog levert de Westhoek-regio miljoenen op (zie www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20150408_01620302).
Grensbewakers uit DDR dronken stiekeme biertjes in West-Berlijn... Heidelbergerstrasse, ca. 1987. De oostelijke grensbewakers komen via een ladder naar de westkant om een Westduits biertje te drinken. (Privé-collectie Henry Losse)... Dat deze grens niet helemaal waterdicht was, blijkt uit opmerkelijke foto’s uit vermoedelijk de tweede helft van de jaren 80 met Oost-Duitse grensbewakers die stiekem over de Muur klommen. .. Henry Losse... vertelde in 2011 aan Boersma dat hij samen met een paar buurtgenoten de oostelijke grensbewakers zover had gekregen om een biertje te komen drinken bij de Kneipe op de hoek. “Maar we vroegen ze die grote machinegeweren aan de andere kant te laten, want die wilden we hier niet hebben. Ze gingen akkoord, klommen via een ladder naar onze kant en daar stonden we dan aan de Muur biertjes te drinken met elkaar. Ze genoten ervan, want wij hadden het echte lekkere Duitse bier. Dat hadden ze daar in het Oosten niet.”
Niet alleen de oorlog was toen koud in Berlijn, maar soms ook het bier (www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2014/oktober/Grensbewakers-uit-DDR-dronken-stiekeme-biertjes-in-West-Berlijn.html).
Onbegrijpelijk eigenlijk dat we nu 100 jaar later zo zijn gericht op het einde van de eerste wereldoorlog, alsof toen de oorlogswaanzin eindigde. Terwijl in werkelijkheid die waanzin elders verder ging.
In de jaren twintig speelde deze oorlogen en in de jaren dertig was er natuurlijk de Chinese, Ierse, Spaanse en de Oostenrijkse burgeroorlog en de opkomst van het fascisme in Italië en Duitsland. In 1937 begon de Tweede Chinees-Japanse Oorlog (ook bekend als Tweede Sino-Japanse Oorlog) en in 1939 begon de tweede wereldoorlog... Dus waarom spreken we dan over het interbellum?
Een interbellum (van het Latijn inter, tussen en bellum, oorlog) is een periode tussen twee oorlogen.
Het interbellum is de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog (https://nl.wikipedia.org/wiki/Interbellum).
Als ik echter op de lijst van oorlogen kijk op Wikipedia dan is te zien dat er in de 20e eeuw -als ik het goed zie- geen oorlog in 1907, 1908 en 1909. Maar waarschijnlijk waren die er dus wel, maar niet bekend op Wikipedia (overigens tel ik de koude oorlog niet eens mee in mijn beoordeling). Het is toch eigenlijk een wonder dat we met al dat gedonder in de wereld de tijd vinden om bier te brouwen?
In de negentiende eeuw verdwenen zeer veel brouwerijen in Nederland, veel ambachtelijke kennis ging verloren en de kwaliteit van het bier werd slechter dan ooit tevoren. Dit had allerlei oorzaken die allemaal tezamen een verwoestend effect hadden en die ik hieronder (en in de bronnen daaronder) zal verklaren (http://witteklavervier.nl/nl/historie/1750-1950/bier-in-de-19e-eeuw).
Tegen 1900 hadden brouwerijen wereldwijd de capaciteit om grotere verscheidenheid aan bieren te maken en verkopen. Alles had er waarschijnlijk anders uitgezien als we vanaf 1914 niet te maken hadden gekregen met oorlog, recessie en drooglegging (www.kraftbier.nl/bierhistorie/).
Aangenomen mag worden dat het ontstaan van Nederland en de bijbehorende kosten van oorlogen en dergelijke voor een aanzienlijk deel werd gefinancierd met de opbrengsten van belasting op bier. Bijzonder hinderlijk was een belasting op de inhoudsmaat van de brouwkuip die een noodzakelijke schaalvergroting onnodig in de weg stond (http://witteklavervier.nl/nl/historie/1750-1950/bier-in-de-19e-eeuw). Zie ook blz 319 en voetnoot 59 op blz 50 van Staat van oorlog: wapenbedrijf en militaire hervorming in de Republiek der ...Door M. A. G. de Jong (2005).
Dat belasting op bier niet altijd verkeerd is, blijkt uit de overwinning die wij Nederlanders op de Spanjaarden hebben behaald tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).
In de Middeleeuwen werd er veel meer bier gedronken dan tegenwoordig. Bier was veiliger om te drinken dan water, want dat wemelde van de bacteriën. De schatting is dat Nederlanders in de tijd van de Tachtigjarige Oorlog jaarlijks zo'n 400 tot 600 liter bier dronken. Een gemiddelde van ruim een liter bier per dag.
Uit een wetenschappelijk onderzoek dat in 2012 is verschenen in het Journal of American Association of Wine Economists, blijkt dat Nederland door het vele bier drinken de Tachtigjarige Oorlog heeft gewonnen. Volgens economen Koen Deconinck van de Universiteit van Leuven en Johann Swinnen van Stanford University hebben de belastingen op bier "een cruciale rol in de financiering van de opstand gespeeld" (www.biernet.nl/algemeen/weetjes/de-tachtigjarige-oorlog-gewonnen-met-bier).
De "dobbele stuver" : een gewestelijke (oorlogs)belasting op "elcke tonne bier"
Deze belasting, in 1599 geheven als een soort oorlogsbelasting, gold volgens de magistraat van Arnemuiden alleen voor de tappers.
De "schamele gemeente" en de soldaten dienden daarvan uitgesloten te worden. Het betreft vooral de "cleyne inbrouwen bieren". Die bieren verdienden eigenlijk die naam niet: "meer wesende verdorven water dan bier ende alleenlyck wesende tot dienste ende gerieve van dalderscamelste gemeent" (www.arnehistorie.com/Artikelen-Belastingen-GA/belastingen-op-bieren-tijdens-de-80-jarige-oorlog.html).
Men beweert zelfs dat de overwinning op de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog grotendeels met bieraccijnzen gefinancierd is (www.kennisinstituutbier.nl/geschiedenis,
www.nederlandsebrouwers.nl/over-bier/cultuur-en-geschiedenis/). Naast het bier was ook de hophandel een enorme steun voor de Hollandse staat (zie Bier in Nederland: een biografie, Door Marco Daane, 20 mei 2016).
Volgens sommige historici heeft de Spaanse oorlog het Hollandse bier genekt, want het brouwen was dan nog wel mogelijk, het exporteren was niet mogelijk (zie Bier in Nederland: een biografie, Door Marco Daane, 20 mei 2016). Onder meer de Goudse brouwindustrie en de Delftse brouwindustrie hadden hier onder te leiden.
In de middeleeuwen staat Gouda bekend als de belangrijkste bierstad van Holland. Op het hoogtepunt van de bierbrouwerij, rond 1470, telt de stad ongeveer tweehonderd brouwers. Bierbrouwerij Het Ossenhooft aan de Westhaven is daar een van. De brouwnijverheid is in de veertiende en vijftiende eeuw de voornaamste motor van de Goudse economie. Het overgrote deel van de jaarlijkse bierproductie wordt per schip naar de dichtbevolkte Zuidelijke Nederlanden geëxporteerd. Vanaf het begin van de zestiende eeuw zakt de bierproductie langzaam in. Het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) geeft de kwakkelende bierbrouwerij de genadeklap. Alleen de rijke grachtenpanden langs de Haven doen nog denken aan de gloriedagen van het Goudse bier (www.goudsecanon.nl/4/1400/Het-Ossenhooft/).
De historicus Van Beurden beschrijft dat “vele der opgenoemde meesters later Gennep hebben verlaten, daar door oorlogen in Napoleons tijd en de afschaffing der gilden de kleinere steden veel te lijden hebben gehad”. De trek naar de ‘groote steden’ was begonnen. Daar kon men namelijk het handwerk geheel vrij uitoefenen (www.dooijevaer.nl/33-for-single-articles/92-gennep-ruim-600-jaar-gennepse-biergeschiedenis.html).
Michiel de Ruyter werd in 1607 dichtbij de Noordzee geboren: in Vlissingen. Zijn vader was bierdrager van beroep. Een bierdrager is iemand die tonnen bier draagt. Maar Michiel wilde geen zware tonnen vol bier dragen. Toen hij 11 jaar was, werkte hij al als hulpje op een schip. Het was zijn eerste baantje op zee (www.entoen.nu/michielderuyter/b1).
Oorlog brengt zowel het slechtste als het beste naar boven in mensen. Toen de Engelsen in de Eerste Wereldoorlog aan het Belgische front vochten, brachten ze behalve moed ook hun ale, scotch en stout bieren mee. Deze bieren vielen zo in de smaak bij de Belgen dat Wielemans uit Vorst na de oorlog besloot om zelf een bier van dit type te brouwen: Scotch C.T.S Tot op vandaag staat dit bier voor moed, karakter en respect voor traditie. Biertype: Donkerbruine ale, Smaak: Zoet en moutig met een beetje gebrande bitterheid 7,2% (http://cafecasino.nl/bier-van-de-maand-scotch-c-t-s/)
Bier, hop en de Eerste Wereldoorlog
Met het eerste hoofdstuk “In oorlogen sneuvelt de waarheid altijd als eerste”, wordt het onderzoek in tijd en ruimte gesitueerd....Het tweede hoofdstuk, “Zolang er brouwers zijn, zal er bier zijn”, gaat dieper in op de situatie van de brouwers en hun bier tijdens de Groote Oorlog...In het derde hoofdstuk “Hop en bier – hop en landbouw – hop en Poperinge” wordt dieper ingegaan op de teelt en de pluk van deze grondstof tijdens de oorlog. Naast het areaal en de oogst, komt het aspect ‘soldaten in de pluk’ aan bod. In het vierde en laatste hoofdstuk “Bier, wijn en sigaren, en dan het oorlogsklusje klaren”, is onderzocht hoe het zat met het eindproduct: bier
(www.scriptiebank.be/scriptie/bier-hop-en-de-eerste-wereldoorlog).
Tot aan de eerste wereldoorlog werd er veel in de brouwerij geïnvesteerd. De productie groeide tot 14.000 Hl. In de oorlog was er sprake van een behoorlijke terugval in de afzet van het bier en moest de productie terug. De grondstoffen waren moeilijk verkrijgbaar, en de prijzen stegen. Mout moest in Engeland en de Verenigde Staten tegen hoge prijzen worden aangekocht. Tot overmaat van ramp werd een schip met 100 ton mout voor de brouwerij door de vijand op weg van Baltimore naar Rotterdam getorpedeerd. De brouwerij bleef echter draaien gedurende de eerste wereldoorlog (www.pinkgron.nl/barbarossa/barb_hist.php).
“Tortelduivenbier bestond er in twee soorten, donker en licht. Afhankelijk van de alcohol werden de accijnzen afgedragen. De brouwer brouwde, maar moest behoorlijk belasting betalen”, zo weet Broer Mooren. Hij kent nog mooie anekdotes van de tijd vlak voor de oorlog. “Het bier kostte een dubbeltje per liter. Op zo’n ‘blauwe maandag’ lagen de jongens van de fabrieken in de omtrek dan op mooie dagen aan de Niersdijk.” Of de knechten die aan de Maas werkten in Niftrik bij Wijchen. “Vier, vijf uur ’s morgens gingen ze per fiets naar hun werk. Laat in de middag kwamen ze terug en dronken een of twee driekwartliters op. En dan meteen naar bed om de volgende morgen weer vroeg met de fiets naar het werkt te gaan.” De arbeiders van meubelfabriek de Gennepermolen lustten ook wel een Tortelduivenbiertje. “Tussen de middag, maar later verbood directeur Fred Steinman dat zijn werknemers. Bier drinken was veel te gevaarlijk met al die zaagmachines en gereedschappen.” Broer Mooren: “Wij jongens moesten meehelpen op de brouwerij. Met een spoelmachine werden de flessen gereinigd. De borstels gingen af en aan.” Vader Jan was een krachtige man. “Hij was heel sterk en versleepte in z’n eentje al die grote biervaten. Hij legde die vaten dan op de bierwagen. De vaatjes van wel zestig, zeventig liter gingen dan met paard en kar naar de klanten, vooral café’s in Gennep, Ottersum en Ven-Zelderheide.” Hendricus en Jan Mooren combineerden de brouwerij met het landbouwbedrijf (www.dooijevaer.nl/33-for-single-articles/92-gennep-ruim-600-jaar-gennepse-biergeschiedenis.html).
Op 2 maart 1915 werd in Arcen de acte ter oprichting van Stoombierbrouwerij de Vriendenkring ondertekend door vier kleine, toen nog ondergistende, brouwers. ... Het ging goed met Stoombierbrouwerij de Vriendenkring en het zogenaamde VK Bier werd op vele plaatsen in het land verkocht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de brouwerij veel te lijden gehad: auto's en paarden werden in beslag genomen en het strategisch gelegen pand werd tegen het einde van de oorlog zwaar beschoten door de Engelsen. Na de oorlog is men direct weer met de wederopbouw begonnen, maar door de algemene malaise was de bierafzet onder de maat en kwam men in financiële problemen. Een oplossing was het verkopen van 201 aandelen aan Brouwerij de Drie Hoefijzers te Breda in 1949 (www.hertogjanproeverij.nl/historie-brouwerij).
Het eerste bierblikje dateert van 1935? Hoewel de introductie van bier in blik een groot succes was, werd het rond 1942 grotendeels verboden bier op deze manier te verkopen zodat het blik gebruikt kon worden in de oorlog (www.talkiesman.nl/news/lifestyle/11x-feiten-over-bier/).
Bierdrinkende 'moffen' op een Bredaas terras... Een Duitser in een dikke leren jas serveert het bier. De kroeg was waarschijnlijk verlaten omdat de inwoners van de Baroniestad (50.000 mensen) op de vlucht waren geslagen voor de Duitse troepen (www.omroepbrabant.nl/?news/2166921033/Bizarre,+ontroerende+en+schokkende+beelden+van+dn+oorlog+in+Brabant++.aspx).
Knipsel ‘Toen de oorlog begon – deel 10 (Dwangarbeid fataal)’ – AD Rotterdams Dagblad, editie Hoeksche Waard, 9 april 2015
Alle Nederlandse mannen tussen de 18 tot 35 jaar moesten zich in 1943 melden voor de Arbeitseinsatz...Vanaf Rotterdam voerde de reis per trein naar Mettingen, een stadsdeel van Esslingen am Neckar, onder de rook van Stuttgart. In deze plaats bevond zich de Maschinenfabrik Esslingen, producent van locomotieven, trams, wagons, pompen en ketels. ...De werkdagen waren lang en bijna iedereen had last van luizen. Het voedsel hield niet over, brood en soep zonder veel voedingswaarde. „Rooie kool, witte kool, savooiekool, zo in het water gekiept. Om twaalf uur kregen we eten, om half een stikten we alweer van de honger.” Vanwege de aanwezigheid van een lokale brouwerij werd er ook bier als voedselvervanger uitgedeeld. Cor Groenenberg: „We kregen wel tien flesjes per dag. Na de oorlog heb ik nooit meer bier gedronken.” De dwangarbeiders sliepen in stapelbedden in een barak, vlakbij de fabriek. Ondanks het gevaar, vanwege de vele bombardementen van de geallieerden (http://wo2-hoekschewaard.nl/goudswaard/deel-10/).
Vanuit het woonhuis aan de Houtstraat gaat het met een trapje iets naar beneden richting brouwerij, waar de koperen ketels stonden. De ketels zijn ingemetseld met stenen, een soort stenen geraamte, zoals destijds gewoon is. Onder de ketels is ook een stookoven met kolen als brandstof. De gewelfde kelders zijn groot en bieden in de oorlogsjaren bescherming tijdens bombardementen (www.dooijevaer.nl/33-for-single-articles/92-gennep-ruim-600-jaar-gennepse-biergeschiedenis.html).
1949: ‘Het bier is weer best’
Nederland is na de oorlog een land van matige drinkers. Zó matig, dat het Centraal Brouwerij Kantoor besluit dat er een campagne nodig is om de bierconsumptie te stimuleren. Het blijkt het begin te zijn van een flinke toename van het drankgebruik (http://historiek.net/jaren-van-verandering/45220/).
In 1959 zette Mary Servaes, beter bekend als de Zangeres Zonder Naam, het levenslied ‘Ach vaderlief, toe drink niet meer’ op de plaat. Zij kreeg er haar eerste gouden single mee:
Ach vaderlief, toe drink niet meer
Ik vroeg ’t al zo menige keer
Want moesjelief huilt telkens weer
Ach vaderlief, toe drink niet meer
Kort na de oorlog leek het erop dat de drankbestrijders gewonnen hadden: er werd in die tijd onmiskenbaar minder gedronken dan voorde oorlog.... In de jaren direct na de oorlog daalde de alcoholconsumptie naar een dieptepunt. Datk wam wellicht voor een klein deel door het heersende arbeidsethos,maar vooral door de geringe verkrijgbaarheid en de hoge prijzen van alcoholhoudende dranken (http://historiek.net/jaren-van-verandering/45220/).
Ondanks de populariteit van pils blijkt de Nederlander minder dorstig dan de buren in Duitsland en België. Een dieptepunt wordt bereikt in de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1949 drinkt de Nederlander gemiddeld niet meer dan tien liter bier per jaar. Om het tij te keren zette het Centraal Brouwerij Kantoor (nu Nederlandse Brouwers) in de jaren vijftig een reclamecampagne op met de slogan: “Het bier is weer best”. De campagne heeft succes. Halverwege de jaren zestig stijgt de bierconsumptie tot 40 liter. Het begin van de jaren negentig laat een voorlopig hoogtepunt zien van 90 liter. Inmiddels drinken we gemiddeld tussen de 70-80 liter bier per Nederlander per jaar (www.kennisinstituutbier.nl/geschiedenis).
Waar het na de oorlog wel goed mee ging, was het bier. In de late jaren veertig en in de jaren vijftig werd de bierproductie opgevoerd.Bier was in voorgaande eeuwen een volksdrank geweest, vooral vanwege de volstrekte ondrinkbaarheid van het stedelijke oppervlakte-water. Om het grachtenwater, dat hevig vervuild werd door bedrijvigheid als laken- en verfindustrie, enigszins drinkbaar te maken, werd er bier van gebrouwen. Dat bier moest door het hele gezin gedronken worden, ook door de allerjongsten. Dat leidde ertoe dat het meest gedronken bier in vroeger tijden ‘dun bier’ was, een vrijwel alcoholloze drank met een ongetwijfeld navenant slappe smaak, enigszins te vergelijken met moderne dranken als ‘lättöl’ in Zweden en‘light’ in de VS. Het op grote schaal brouwen van dun bier was een ze-gen voor de volksgezondheid, maar het zorgde er ook voor dat bier door de eeuwen heen een slecht imago had. Wie echt aan de alcohol wilde, nam zijn toevlucht tot jenever. Alleen wie het kon betalen dronk wijn of ‘vol bier’. Dat negatieve imago werd er niet beter op toen in de Tweede Wereldoorlog, bij gebrek aan grondstoffen, voor-namelijk slap bier werd gebrouwen.
Toen de oorlog voorbij was, en er langzamerhand betere grondstoffen beschikbaar kwamen, besloten de gezamenlijke brouwers, verenigd in het Centraal Brouwerij Kantoor, dat het tijd werd, de oude vooroordelen voorgoed uit de wereld te helpen. Hun befaamde slagzin ‘Het bier is weer best’ moest suggereren dat de kwaliteit van het Nederlandse bier weer op het vooroorlogse peil terug was. De campagne werd breed ingezet: tot in het befaamde Nieuwe Haagse Kookboek, een tijdloze klassieker, werden tips gegeven om de huisvrouw te leren hoe bier bewaard moest worden, bij welke gelegenheden men het kon drinken en zelfs hoe men een biertje moest inschenken. Of het aan de brouwerscampagne ligt of niet, zeker is dat de Nederlander na de oorlog steeds meer bier is gaan drinken. Lag de bierconsumptie in 1949, toen de campagne van start ging, rond de 10 liter per hoofd, halverwege de jaren zestig was de 40 liter bereikt. De stijging zette door tot begin jaren negentig,met een top rond de 90 liter, om daarna langzaam te dalen tot zo’n 70 liter nu (http://historiek.net/jaren-van-verandering/45220/).
Het is 2014, een jaar waarin veel zal worden stilgestaan bij de 100e verjaardag van de Eerste Wereldoorlog. ...Het bier heette Passchendaele en het was gebrouwen ter ere van de Eerste Wereldoorlog....Ik proefde een halve liter slap bier en verder vooral heel veel ronkende marketing. Wel marketing over de rug van dode soldaten. Dat heet dan respect.
Op het etiket stond zelfs een roosje afgebeeld, een verwijzing naar het gedicht “In Flanders Fields” (In Flanders fields the poppies blow). Ook voor de wereldliteratuur niets dan respect hoor.
Goed, we zaten in een kroeg, we waren de enige niet, al gauw gaat zo’n bier dan een eigen leven leiden. We verzonnen aan de lopende band andere ongepaste herdenkingsbieren. Wordt de Brand Sylvester ingeruild voor “NieuwjaarsBrand”, uit zogenaamd respect voor de Volendammers? Durft de Leidsche brouwerij een BennøL aan? Zouden we in 2045 heus Sobibier gaan drinken, “koosjer en nach Reinheitsgebot”…?
Kroegpraat, toogzever, allemaal supergrappig natuurlijk – maar dit bier is geen grap. Brouwerij Van Honsebrouck, ook bekend van de Kasteel-bieren, heeft werkelijk gedacht uit die nare oorlog een slaatje te kunnen slaan. Het is je reinste lijkenpikkerij. Al dat geouwehoer over respect en “a minute of silence” is opgeklopte marketing. “The Great Beer”, jawel.
Natuurlijk, ik weet het wel, zo’n brouwer moet ook z’n omzet halen, bier is nu eenmaal geen nobel kunstwerkje dat zonder winstbejag door toegewijde smulpapen wordt bereid. Je moet commercieel durven zijn. Dat vind ik allemaal best. Maar moet het dan echt zó? Wat mij betreft zijn er ook in de reclame nog wel ethische grenzen waar je rekening mee mag houden. Je zou hopen dat de potentiële klanten dat ook vinden.
Eén ding moet je Van Honsebrouck nageven: ze zijn wel stijlvast. Ook in mijn mond bleek de Passchendaele een smakeloos bier (http://dossierhop.nl/ongepast/).
Een greep uit het aanbod: Remembrance Beer (blond bier met alcoholpercentage van negen procent, van brouwerij Eutropius uit Heule), J.J. Crowe (bruin bier met alcoholpercentage van tien procent) en Wipers Times (blond bier met alcoholpercentage van 6,2 procent, van brouwerij Kazematten, nieuwe stadsbrouwerij uit Ieper).
De bieren hebben vaak een verhaal of speciale anekdote van de brouwer ter verantwoording. Zo vraagt het bier Passchendaele van brouwerij Van Honsebrouck uit Ingelmunster op het etiket aan de drinker om even stil te staan bij de zware veldslagen die daar plaatsvond, met ‘50 cl respect’.
Op de kroonkurk van dit blond biertje met laag alcoholpercentage (5,2 procent) staan dan weer de jaartallen 14-18 vermeld. Een deel van de opbrengst van dit bier wordt aan de gemeente Zonnebeke geschonken om bij te dragen in het onderhoud van de oorlogsmonumenten.
Andere ‘oorlogsbieren’ passen dan weer de ingrediënten aan. De Flanders Fields Ale 14-18 is bijvoorbeeld een mix van een Belgisch blond bier met hop uit de Vlaamse velden en een Engelse ale. En Ypres van de Struise Brouwers uit Oostvleteren is dan weer een typisch zuur bier, ‘populair in de streek in de tijd van voor de oorlog’ (www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20140411_01064084).
De herdenking van de Groote oorlog levert de Westhoek-regio miljoenen op (zie www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20150408_01620302).
Grensbewakers uit DDR dronken stiekeme biertjes in West-Berlijn... Heidelbergerstrasse, ca. 1987. De oostelijke grensbewakers komen via een ladder naar de westkant om een Westduits biertje te drinken. (Privé-collectie Henry Losse)... Dat deze grens niet helemaal waterdicht was, blijkt uit opmerkelijke foto’s uit vermoedelijk de tweede helft van de jaren 80 met Oost-Duitse grensbewakers die stiekem over de Muur klommen. .. Henry Losse... vertelde in 2011 aan Boersma dat hij samen met een paar buurtgenoten de oostelijke grensbewakers zover had gekregen om een biertje te komen drinken bij de Kneipe op de hoek. “Maar we vroegen ze die grote machinegeweren aan de andere kant te laten, want die wilden we hier niet hebben. Ze gingen akkoord, klommen via een ladder naar onze kant en daar stonden we dan aan de Muur biertjes te drinken met elkaar. Ze genoten ervan, want wij hadden het echte lekkere Duitse bier. Dat hadden ze daar in het Oosten niet.”
Niet alleen de oorlog was toen koud in Berlijn, maar soms ook het bier (www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2014/oktober/Grensbewakers-uit-DDR-dronken-stiekeme-biertjes-in-West-Berlijn.html).