De smaak van bier kan door verschillende oorzaken ontstaan, jazeker: een combinatie van factoren...
Bubbeltjes koolzuurgas in bier, frisdrank en champagne doen méér dan alleen maar prikken. In de Science van deze week publiceren Amerikaanse onderzoekers onderzoek naar de interactie tussen de bubbels en de smaakpapillen op je tong. Daaruit blijkt dat prik echt smaak heeft (www.kennislink.nl/publicaties/prik-smaakt-naar-prik).
Bubbles add flavor and texture, scientists say.
...
Most people have experienced carbonation in two forms: soft drinks and beer. In both cases, almost all the products sold on shelves undergo what is called a forced carbonation process, where CO2 is literally forced into the beverage and kept under pressure to maintain the effect. Beer is usually somewhat naturally carbonated but rarely goes to shelf without a boost, usually of the forced carb variety. Modern day commercial sodas have zero natural carbonation, and anyone who has ever accidentally sipped a flat soda knows they are undrinkable without bubbles.
What’s important is that in both cases, the carbonation produces artificial bubbling when poured, and if you pay closer attention, you will be able to tell the difference. Artificial bubbles tend to be more uniform, stick to the side of the glass and do not tend to “interlace” each other. They also dissipate more quickly, are more “aggressive” in the mouth and have a much “harder” taste to them. Natural carbonation, even when it causes the bottle to explode on opening, delivers softer bubbles that tickle rather than burn and look a little more soap-like (www.kombuchakamp.com/kombucha-carbonation-for-beginners).
Lang dachten wetenschappers dat het geprikkel op je tong de énige bijdrage van koolzuurgas was aan de smaakbeleving. Daar komen ze nu van terug. Jayaram Chandrashekar van de Universiteit van Californië in San Diego (Verenigde Staten) heeft namelijk weten aan te tonen dat er een enzym is dat koolzuurgas ‘waarneemt’ en daarbij je smaakpapillen activeert. De daar aanwezige smaakreceptoren voor ‘zuur’, pikken het signaal op en sturen daadwerkelijk een smaakprikkel naar de hersenen. In ieder geval bij de muizen waar Chandrashekar zijn onderzoek mee uitvoerde.
Het enzym heet carbonzuuranydrase 4 (CA-IV) en het blijkt min of meer verbonden te zijn met de bewuste zuurreceptoren. Het zet CO2 om in waterstofionen (H+ ) en waterstofcarbonaationen (HCO3-). En die activeren de zuurreceptoren. De muizen die de experimentele gegevens leverden hadden een gebrek aan het (CA-IV) enzym. Zij bleken minder goed prik te kunnen proeven.
Maar als koolzuur indirect de zuurreceptoren prikkelt, waarom smaakt bijvoorbeeld Spa rood – dat verder nauwelijks smaakstoffen heeft – dan niet zuur? Daar hebben de onderzoekers geen echt antwoord op. Ze denken dat het komt omdat de uiteindelijke smaaksensatie een combinatie is van de prikkeling op de tong en de activiteit van de zuurreceptoren (www.kennislink.nl/publicaties/prik-smaakt-naar-prik).
Het slagen van een bergexpeditie valt niet te vieren met een glaasje champagne of bier, zo weten bergbeklimmers. Tenminste, als ze acetazolamide slikken. Een bijwerking van dit beproefde middel tegen hoogteziekte is namelijk dat het de smaak beïnvloedt. Een glaasje bier smaakt dan als slootwater. Nu is duidelijk hoe dat komt: acetazolamide onderdrukt de werking van het CA-IV enzym (www.kennislink.nl/publicaties/prik-smaakt-naar-prik).
Koolzuur of (di)waterstofcarbonaat is het zuur met als molecuulformule H2CO3. Het ontstaat bij het oplossen van koolstofdioxide in water. Koolzuur is slecht oplosbaar in water en er ontstaat altijd een evenwicht tussen het koolzuur, de CO2 in oplossing, en de CO2 boven de oplossing (https://nl.wikipedia.org/wiki/Diwaterstofcarbonaat).
Ook in de geochemie en de geologie speelt koolzuurchemie een belangrijke rol. Veel zeedieren gebruiken calciet (of soms aragoniet) als bouwmateriaal voor hun behuizing of versteviging van hun lichaamsbouw. Door de bezinking van kalkhoudend materiaal, (bijvoorbeeld in schelpen), ontstaan kalkhoudende gesteenten. Deze komen op sommige plaatsen in dikke lagen voor; een goed voorbeeld zijn de witte krijtrotsen van Dover. Het mineraal in deze rotsen is voornamelijk calciumcarbonaat, CaCO3. Een andere stof is calciumwaterstofcarbonaat (calciumbicarbonaat, "dubbelkoolzure kalk"), formule: Ca(HCO3)2, die uit calciumcarbonaat gevormd wordt door de invloed van het koolstofdioxide in de lucht. Deze stof heeft een grotere oplosbaarheid in water dan het carbonaat. Onder invloed van de zelfs van nature al enigszins zure regen lost daardoor kalk langzaam op (https://nl.wikipedia.org/wiki/Diwaterstofcarbonaat).
De vorming van koolstofdioxidegas door aanzuren wordt gebruikt in bruistabletten voor het oplossen van geneesmiddelen, vitamines, etc. Deze tabletten worden gemaakt door een vast bicarbonaat en een vast zuur, zoals citroenzuur, samen te persen. Wanneer het bruistablet in water gebracht wordt, lossen beide producten op en ontstaat door de aanzuring koolstofdioxide.
Ook bij verhitting van een bicarbonaat valt de stof uiteen en ontstaat koolstofdioxide. Dit effect wordt gebruikt in bakpoeder of cakemeel. Door de koolstofdioxide die ontstaat in het deeg gaat het gebak in de oven rijzen.
De prik in frisdranken is afkomstig van het inbrengen van CO2 onder druk. Dit proces, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid koolzuur ontstaat in de drank, noemt men carboniseren. Bij het openen van de fles frisdrank, valt de overdruk aan CO2 weg, waardoor het koolzuur in de drank langzaam uiteenvalt in CO2 en water. Bellen CO2 worden gevormd die een prikkelend gevoel geven in de mond, wat door veel mensen als aangenaam wordt ervaren (https://nl.wikipedia.org/wiki/Diwaterstofcarbonaat).
Er zijn twee vaak geopperde nadelen aan koolzuur. Namelijk dat het slecht voor het spijsverteringskanaal zou zijn en dat het slecht zou zijn voor de tanden.
Het is inderdaad zo dat als er snel veel koolzuur gedronken word er een opgeblazen gevoel kan ontstaan. Echter een gezond boertje lost dit probleem op. Wel zou het bij mensen met een prikkelbare darm een prikkelend effect op de darmen kunnen hebben.
Van zure producten is het bekend dat ze de tanden aantasten. Het tandglazuur lost namelijk op in het zuur. Het eten maar vooral drinken van veel zure producten zorgt ervoor dat de tanden steeds korter, dunner en doorschijnender worden. Suiker werkt ongeveer op de zelfde manier. Bacteriën in de mond gebruiken suiker en laten een plakkerige zure afscheiding achter. Ook dit zuur lost het tandglazuur op maar omdat dat maar op één plek gebeurt ontstaat er een gaatje.
Koolzuur is echter een zwak zuur. De invloed op de tanden is dan ook te verwaarlozen. In frisdranken is het de suiker maar vooral ook de sterke zuren zoals: fosfor-, citroen- of appelzuur die slecht zijn voor het gebit. De zure smaak proef je meestal niet omdat er suiker of zoetstof in zit.
Kortom, als u geen prikkelbare darm heeft, en een boertje op z’n tijd geen probleem is, kunt u met een gerust hart weer spa rood gaan drinken (www.myfoodmatch.nl/koolzuur/).
De prik in frisdrank is niet slecht voor de tanden. Koolzuur is wel een zwak zuur maar heeft geen invloed op het gebit...Een pH-waarde van minder dan 5,5 kan slijtage veroorzaken aan het gebit. Zuren in dranken, zoals frisdrank en sap worden vaak gemaskeerd door suiker. Deze dranken kunnen tanderosie en gaatjes veroorzaken door het hoge gehalte suiker en sterke zuren5. Ze bevatten vaak citroen-, appel- of fosforzuur. Gemiddeld gezien hebben frisdranken een pH van rond de 3 (www.kennisinstituutbier.nl/nieuws/koolzuur-een-drankje-slecht-voor-je-gezondheid).
Frisdrankconsumptie, met name cola, is gelinkt aan een lagere botmineraaldichtheid. Toch is het duidelijk dat dit niets te maken heeft met het koolzuur in de cola zelf. Onderzoekers hebben een groep vrouwen voor 8 weken lang dagelijks 1 liter normaal water zonder koolzuur later drinken, en een andere groep vrouwen voor 8 weken lang dagelijks 1 liter koolzuurhoudend water. Na 8 weken konden de onderzoekers geen verschillen zien in botomzetting.
De reden dat mensen die veel frisdranken drinken zwakkere botten hebben is voornamelijk het gevolg van een lagere calciuminname (omdat ze veel frisdrank drinken), niet omdat frisdrank calcium onttrekt uit de botten (www.sport-en-dieet.nl/bekijk/artikel/id/73/Is_koolzuurhoudend_water_zoals_spa_rood_slecht_voor_je).
Koolzuur heeft geen invloed op de opname van voedingsstoffen. Ooit werd gedacht dat mensen die veel koolzuurhoudende dranken consumeerden, een lagere botdichtheid en een hogere kans op osteoporose (letterlijk: poreus bot) hadden. Dit zou te maken hebben met een verminderde opname van calcium. Inmiddels weten we dat deze mensen door hun frisdrankgebruik minder melkproducten consumeren en hierdoor een lagere botdichtheid hebben. Dit heeft niets te maken met een verminderde opname van calcium, maar met een lagere inname van calciumrijke producten, zoals melk (www.kennisinstituutbier.nl/nieuws/koolzuur-een-drankje-slecht-voor-je-gezondheid).
Hoewel frisdranken en andere koolzuurhoudende dranken vaak geassocieerd worden met negatieve effecten, is koolzuur op zichzelf niet schadelijk. Het drinken van koolzuurhoudende dranken heeft dezelfde voordelen als het drinken van normaal water. Afhankelijk van de bron van het water, zorgen de mineralen voor het aansterken van de botten en tanden (www.sport-en-dieet.nl/bekijk/artikel/id/73/Is_koolzuurhoudend_water_zoals_spa_rood_slecht_voor_je).
e krijgt geen slecht gebit van koolzuur en voedingsstoffen worden niet slechter opgenomen door de koolzuur in een drankje. Ook kan koolzuur bijdragen aan het verzadigingsgevoel, vooral wanneer de drank een middelmatige of hoge hoeveelheid koolzuur bevat (>2,5 volume CO2 per volume drank) en je je drankje voor of bij je maaltijd drinkt. Dit kan gunstig zijn als je wilt afvallen en daarom minder wilt eten (www.kennisinstituutbier.nl/nieuws/koolzuur-een-drankje-slecht-voor-je-gezondheid).
Koolzuur of koolzuurgas (C02), eindprodukt van de volledige verbranding van voedingsstoffen zoals suikers, vetten en eiwitten. Het is een stofwisselingsprodukt van de cellen. Het kan in gasvorm door de longen worden uitgeademd en in verbinding met andere stoffen door de nieren of met de ontlasting worden uitgescheiden. Koolzuurgas is de correcte benaming voor C02 terwijl koolzuur eigenlijk de verbinding is tussen water en koolzuurgas (C02+ H20->H2C03). Het wordt echter in beschrijvingen van lichaamsprocessen veelal aan koolzuurgas gelijkgesteld.
De oplosbaarheid van koolzuurgas in een weefselvloeistof is o.a. afhankelijk van de temperatuur en de druk van dat gas. Uitgaande van normale omstandigheden bedraagt de totale gasdruk één atmosfeer; dit is 760 mm kwikdruk (Hg). De gedeeltelijke druk van het koolzuurgas in het slagaderlijk bloed (partiële koolzuurspanning of pC02, waarbij p staat voor druk) bedraagt 40 mm kwikdruk.
Onder deze omstandigheden lost ca. 2,75 volumeprocent koolzuur, dit is 2,7$ ml koolzuurgas per 100 ml bloed op. De totale hoeveelheid koolzuur in het lichaam bedraagt ongeveer 46 ml. Daarnaast is er nog een veel grotere hoeveelheid gebonden koolzuur in het lichaam aanwezig en wel voornamelijk in de vorm van natriumbicarbonaat (de zouten van koolzuur heten carbonaten), dat een van de belangrijkste buffers van het bloed is (www.menselijk-lichaam.com/ademhaling/zuurstof-en-koolzuur/).
Een zuur in de scheikunde is, populair gezegd, een stof die waterstofionen kan afstaan. Een zuur is in eerste instantie bekend van de smaak zuur in het normale spraakgebruik. Zuur als smaak is direct verbonden met zuur in de scheikunde. De tong in de mond heeft de mogelijkheid om zuur vast te stellen door de aanwezigheid van waterstofionen in het speeksel. De smaakreceptorcel wordt door de aanwezigheid van het waterstofion, dat positief geladen is, geactiveerd, waardoor de mens een smaak als zuur waarneemt (https://nl.wikibooks.org/wiki/Chemie_Centraal/Zuren).
Arrhenius was een Zweedse scheikundige en Nobelprijswinnaar uit de 19e eeuw die van de zuurstofdefinitie afstapte en de aandacht op waterstof richtte. Arrhenius postuleerde dat een stof een zuur is als het minstens een waterstofatoom bevat en in staat is dat als positief ion af te geven in water....
Het probleem was dat dit hydroxide "NH4OH" niet in zuivere vorm te bereiden was, hoewel de oplossing van ammoniakgas wel sterk basische eigenschappen had en er een hele reeks ammoniumzouten van afgeleid kunnen worden. Iets dergelijks gold voor CO2, dat geeft de lichtzure oplossing bekend van priklimonades, maar 'koolzuur'"H2CO3" is nooit aangetoond....
Dit probleem is vrij algemeen, er zijn namelijk een heleboel zouten die 'afgeleid' zijn van een 'zuur' dat nog nooit is aangetoond, de zogenaamde 'hypothetische zuren', waarvan koolzuur het bekendste voorbeeld is.
Een ander probleem was dat men ook in andere oplosmiddelen dan water begon te werken, waarin vergelijkbare chemische verschijnselen optraden als in water, maar de Arrheniustheorie ging eigenlijk alleen op in water. De Arrhenius-theorie had dus duidelijk zijn tekortkomingen.
Definitie volgens Brønsted en Lowry
De Deense Brønsted en de Engelse Lowry waren twee scheikundigen die de definitie van Arrhenius te beperkt vonden en deze in 1923 -overigens onafhankelijk van elkaar- uitgebreid hebben. Zij kijken niet zo zeer naar een hele stof die in water opgelost wordt, maar meer naar een enkel molecuul of ion in een oplossing (in water of iets anders).... Een Brønsted-zuur (B-zuur) is een molecuul (of ion) dat een proton (H+) kan afstaan ... Een dergelijke stof noemt men een protondonor.
Een groot verschil is dat er geen water in een reactie betrokken hoeft te zijn, een ander verschil is dat we het niet over in zuivere toestand verkijgbare stoffen, maar over moleculen of ionen hebben. Reacties waar geen molecuul water in voorkomt, kunnen nog steeds reacties tussen zuren en basen zijn. Deze definitie is dus ruimer, en het betekent wel dat Arrhenius-zuren ook Brønsted-zuren zijn.
Een ander verschil is dat water niet langer een bijstander (oplosmiddel genaamd) is, maar zelf als base of zuur kan optreden. Water treedt bijvoorbeeld op als protonacceptor (d.w.z. een base), want het molecuul reageert met een vrijkomend proton (waterstofion)... Arrhenius zou NH4+ nooit een zuur genoemd hebben, hoogstens een 'baserest' en H2O was voor hem geen zuur maar een oplosmiddel.
Hoewel Brønsted en Lowry met hun definitie een veel uitgebreider toepassingsgebied voor het zuur-basebegrip veroverden, (ook in andere oplossmiddelen dan water) bleef het CO2 probleem even groot als voorheen. Dit molecuul heeft geen waterstof en kan er ook geen opnemen en toch vormt het een zure oplossing... Hetzelfde geldt overigens voor een aantal andere van de oude 'zuurvormende oxiden'. We zitten dus nog steeds met een hoop 'hypothetische' zuren.....Lewis was een Amerikaans scheikundige die de definitie van Arrhenius, maar ook die van Brønsted/Lowry, nog steeds te beperkt vond. Immers deze definitie was nog steeds afhankelijk van één bepaald element, namelijk waterstof. Lewis stelde -in hetzelfde jaar 1923- dat het bij een zuur-basereactie niet ging om protonen maar om elektronenparen. En daarmee werd de definitie onafhankelijk van een bepaald element.
Zijn definitie van een base is in feite een omkering van Brønsteds definitie: in plaats van een proton aan een elektronenpaar te hangen, hangen we een elektronenpaar aan een proton!... Een Lewis-zuur is een molecuul dat een eenzaam elektronenpaar kan opnemen... Niet alle stoffen die waterstof bevatten, zijn zuren. Alleen stoffen waarvan de zure vorm stabiel is, geven "gemakkelijk" een waterstofatoom af en zijn daarom zuur.... Niet alle zuren in water dissociëren compleet; daarom spreken we van sterke en zwakke zuren.... Wat is zuurder? Een sinaasappel (appelsien) of een citroen? Eigenlijk weten we dat allemaal wel: dat is een citroen. Dit kan je ook meten en wel door het bepalen van de concentratie van hydroxoniumionen in een oplossing.
In het begin van de 20e eeuw werd daarvoor het begrip pH (let op: kleine p en grote H) geïntroduceerd. De p staat voor potentie/kracht en de H staat voor waterstof. De pH is een maat voor de zuurgraad van een oplossing. Het is een logaritmische schaal.
De pH is gelijk aan de negatieve logaritme (grondtal 10) van de concentratie waterstofionen (H+), uitgedrukt in mol/liter.
...
Koolzuur is een oplossing van koolstofdioxide (CO2) in water. Het koolstofdioxide vormt een molekuul met water dat eigenlijk diwaterstofcarbonaat heet. Koolzuur is een zwak zuur dat niet in zuivere vorm te isoleren is en dat 1 of 2 H+-ionen kan afsplitsen.
Koolzuur (en bicarbonaat) wordt veelgebruikt in de voedingsmiddelenindustrie. Denk daarbij bijvoorbeeld aan cola of sinas, waar de CO2 vrijkomt als belletjes in het glas limonade. Een bruistablet is ook een mooi voorbeeld, daar bevindt zich bicarbonaat en citroenzuur als vaste stof (dat niet met elkaar reageert) in de tablet. Los je dit op in water dan reageert de bicarbonaat met het citroenzuur en vormt daarbij volgens bovenstaande reactie (maar dan van rechts naar links) koolstofdioxide; en dat bruist. Ook bakpoeder werkt op de manier zoals beschreven bij het bruistablet en zorgt er dus voor dat het deeg rijst (https://nl.wikibooks.org/wiki/Chemie_Centraal/Zuren).
Voor het eerst krijgt de chemie het oplossen van koolstofdioxide in water een beetje in beeld. Met een combinatie van röntgenabsorptiespectrometrie en theoretische modellen wisten Berkeley-onderzoekers een artist's impression te tekenen, melden ze in Chemical Physics Letters. ... Bekend was al dat dat oplossen op zich vrij moeizaam gaat. Het wordt versneld doordat CO2 met H2O gaat reageren, in eerste instantie tot H2CO3 oftewel koolzuur. Dat molecuul leeft gemiddeld maar 26 millliseconden voordat het een proton afsplitst en als HCO3- verder gaat, vandaar dat het een uitdaging is om er aan te meten (www.c2w.nl/nieuws/koolzuur-in-beeld/item10594).
Die bubbels hebben een bijzonder verhaal, ontdekte TV programma De Keuringsdienst van Waarde. De makers vroegen zich af hoe bronwater eigenlijk zo fris bruisend kon zijn. Op zoek naar het antwoord reden ze - uiteraard - naar het Belgische Spa. Maar ze kwamen óók op een industrieterrein in de Botlek. Want hoe natuurlijk het bubbelwater ook is, er zit meer chemie in dan je zou denken..... Sommige waterbronnen bevatten van nature een beetje CO2, zoals de Marie Henriëtte bron in Spa. Het licht sprankelende water gaat direct in de flessen Spa Finesse met de lichtgroene dop, vertelt Stefan de Clercq van het bronwaterbedrijf aan de Keuringsdienst van Waarde. Maar om de krachtige bubbels van Spa Rood te krijgen (dat sinds kort trouwens Spa Intense heet), voegt de waterfabriek er extra CO2 aan toe.
En dat brengt ons bij de opmerkelijke 'plottwist'. Want waar komt dat toegevoegde CO2 vandaan? Uit de chemische industrie. Bedrijven die flessen en tankwagens met het gas verkopen, zouden dat kunnen 'oogsten' uit gewone lucht. Maar daar zit niet veel CO2 in. Daarom kopen ze het liever in geconcentreerde vorm van de chemische industrie. Daar is CO2 meestal een bijproduct, bijvoorbeeld van de ammoniakfabriek op het Limburgse Chemelot terrein, of van de olieraffinaderij van Shell in de Botlek.
Bij de mansdikke aanvoerpijp vanaf het Shell terrein legt Jacob Limbeek van gassenleverancier Linde uit dat het koolzuurgas al behoorlijk zuiver uit de olieraffinaderij komt. Linde maakt het nog schoner en levert het vervolgens aan de voedingsmiddelenindustrie. Die stopt het in frisdrank, en dus ook in bronwater. Natuurlijk bronwater. Want of het nou uit je longen komt of uit een olieraffinaderij: CO2 is CO2. Puur natuur (www.chemieisoveral.nl/bruiswaterchemie).
Bubbeltjes koolzuurgas in bier, frisdrank en champagne doen méér dan alleen maar prikken. In de Science van deze week publiceren Amerikaanse onderzoekers onderzoek naar de interactie tussen de bubbels en de smaakpapillen op je tong. Daaruit blijkt dat prik echt smaak heeft (www.kennislink.nl/publicaties/prik-smaakt-naar-prik).
Bubbles add flavor and texture, scientists say.
...
Most people have experienced carbonation in two forms: soft drinks and beer. In both cases, almost all the products sold on shelves undergo what is called a forced carbonation process, where CO2 is literally forced into the beverage and kept under pressure to maintain the effect. Beer is usually somewhat naturally carbonated but rarely goes to shelf without a boost, usually of the forced carb variety. Modern day commercial sodas have zero natural carbonation, and anyone who has ever accidentally sipped a flat soda knows they are undrinkable without bubbles.
What’s important is that in both cases, the carbonation produces artificial bubbling when poured, and if you pay closer attention, you will be able to tell the difference. Artificial bubbles tend to be more uniform, stick to the side of the glass and do not tend to “interlace” each other. They also dissipate more quickly, are more “aggressive” in the mouth and have a much “harder” taste to them. Natural carbonation, even when it causes the bottle to explode on opening, delivers softer bubbles that tickle rather than burn and look a little more soap-like (www.kombuchakamp.com/kombucha-carbonation-for-beginners).
Lang dachten wetenschappers dat het geprikkel op je tong de énige bijdrage van koolzuurgas was aan de smaakbeleving. Daar komen ze nu van terug. Jayaram Chandrashekar van de Universiteit van Californië in San Diego (Verenigde Staten) heeft namelijk weten aan te tonen dat er een enzym is dat koolzuurgas ‘waarneemt’ en daarbij je smaakpapillen activeert. De daar aanwezige smaakreceptoren voor ‘zuur’, pikken het signaal op en sturen daadwerkelijk een smaakprikkel naar de hersenen. In ieder geval bij de muizen waar Chandrashekar zijn onderzoek mee uitvoerde.
Het enzym heet carbonzuuranydrase 4 (CA-IV) en het blijkt min of meer verbonden te zijn met de bewuste zuurreceptoren. Het zet CO2 om in waterstofionen (H+ ) en waterstofcarbonaationen (HCO3-). En die activeren de zuurreceptoren. De muizen die de experimentele gegevens leverden hadden een gebrek aan het (CA-IV) enzym. Zij bleken minder goed prik te kunnen proeven.
Maar als koolzuur indirect de zuurreceptoren prikkelt, waarom smaakt bijvoorbeeld Spa rood – dat verder nauwelijks smaakstoffen heeft – dan niet zuur? Daar hebben de onderzoekers geen echt antwoord op. Ze denken dat het komt omdat de uiteindelijke smaaksensatie een combinatie is van de prikkeling op de tong en de activiteit van de zuurreceptoren (www.kennislink.nl/publicaties/prik-smaakt-naar-prik).
Het slagen van een bergexpeditie valt niet te vieren met een glaasje champagne of bier, zo weten bergbeklimmers. Tenminste, als ze acetazolamide slikken. Een bijwerking van dit beproefde middel tegen hoogteziekte is namelijk dat het de smaak beïnvloedt. Een glaasje bier smaakt dan als slootwater. Nu is duidelijk hoe dat komt: acetazolamide onderdrukt de werking van het CA-IV enzym (www.kennislink.nl/publicaties/prik-smaakt-naar-prik).
Koolzuur of (di)waterstofcarbonaat is het zuur met als molecuulformule H2CO3. Het ontstaat bij het oplossen van koolstofdioxide in water. Koolzuur is slecht oplosbaar in water en er ontstaat altijd een evenwicht tussen het koolzuur, de CO2 in oplossing, en de CO2 boven de oplossing (https://nl.wikipedia.org/wiki/Diwaterstofcarbonaat).
Ook in de geochemie en de geologie speelt koolzuurchemie een belangrijke rol. Veel zeedieren gebruiken calciet (of soms aragoniet) als bouwmateriaal voor hun behuizing of versteviging van hun lichaamsbouw. Door de bezinking van kalkhoudend materiaal, (bijvoorbeeld in schelpen), ontstaan kalkhoudende gesteenten. Deze komen op sommige plaatsen in dikke lagen voor; een goed voorbeeld zijn de witte krijtrotsen van Dover. Het mineraal in deze rotsen is voornamelijk calciumcarbonaat, CaCO3. Een andere stof is calciumwaterstofcarbonaat (calciumbicarbonaat, "dubbelkoolzure kalk"), formule: Ca(HCO3)2, die uit calciumcarbonaat gevormd wordt door de invloed van het koolstofdioxide in de lucht. Deze stof heeft een grotere oplosbaarheid in water dan het carbonaat. Onder invloed van de zelfs van nature al enigszins zure regen lost daardoor kalk langzaam op (https://nl.wikipedia.org/wiki/Diwaterstofcarbonaat).
De vorming van koolstofdioxidegas door aanzuren wordt gebruikt in bruistabletten voor het oplossen van geneesmiddelen, vitamines, etc. Deze tabletten worden gemaakt door een vast bicarbonaat en een vast zuur, zoals citroenzuur, samen te persen. Wanneer het bruistablet in water gebracht wordt, lossen beide producten op en ontstaat door de aanzuring koolstofdioxide.
Ook bij verhitting van een bicarbonaat valt de stof uiteen en ontstaat koolstofdioxide. Dit effect wordt gebruikt in bakpoeder of cakemeel. Door de koolstofdioxide die ontstaat in het deeg gaat het gebak in de oven rijzen.
De prik in frisdranken is afkomstig van het inbrengen van CO2 onder druk. Dit proces, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid koolzuur ontstaat in de drank, noemt men carboniseren. Bij het openen van de fles frisdrank, valt de overdruk aan CO2 weg, waardoor het koolzuur in de drank langzaam uiteenvalt in CO2 en water. Bellen CO2 worden gevormd die een prikkelend gevoel geven in de mond, wat door veel mensen als aangenaam wordt ervaren (https://nl.wikipedia.org/wiki/Diwaterstofcarbonaat).
Koolzuur hoort bij bier als mayonaise bij patat friet. Veel of weinig is een kwestie van persoonlijke smaak. Daarnaast is het koolzuurgehalte ook afhankelijk van het biertype en is het een indicatie voor de kwaliteit van het bier. Dit artikel gaat diepgaand in op de verschillende aspecten verbonden aan het koolzuurgehalte en hoe je dit gehalte kunt beïnvloeden. Ook wordt stilgestaan bij de kwaliteit van kroonkurken en de invloed daarvan op het koolzuurgehalte. Tevens komen een aantal aspecten verbonden aan het lageren en het bottelen aan bod.
In de volksmond zijn kooldioxide en koolzuur synoniem. Chemisch gezien is dat niet zo. Koolzuur is een zwak instabiel zuur met de chemische formule H2CO3. Kooldioxide is een stof met een kookpunt van -79EC. Dit betekent dat het onder normale omstandigheden in gasvorm verkeert. De chemische formule voor deze stof is CO2. Kooldioxide lost goed op in water en kan dan koolzuur vormen CO2 + H2O <=> H2CO3. Koolzuur kan zich splitsen in waterstofionen, bicarbonaten en carbonaten. In chemische formules ziet dat er als volgt uit H2CO3 <=> H+ + HCO3- <=> 2 H+ + CO32-.
Met het teken <=> wordt aangegeven dat de splitsing in ionen niet volledig plaatsvindt. Het niet volledig splitsen in ionen is kenmerkend voor een zwak zuur.
De hoeveelheid koolzuur dat gevormd wordt is zeer beperkt. Bij een pH-waarde van 4,5 (een gebruikelijke waarde voor bier) is maximaal 0,84% van de opgeloste kooldioxide niet in deze vorm aanwezig maar als koolzuur, bicarbonaat of carbonaat. Dit percentage kan zelfs dalen tot 0,3% bij een lagere pH en een grotere hoeveelheid opgelost kooldioxide (1). Het merendeel van de kooldioxide is opgelost in de vorm van gasmoleculen.
Er is dus veel kooldioxide en maar weinig koolzuur aanwezig in bier. Toch zal ook ik het in dit artikel regelmatig hebben over koolzuur als ik kooldioxide bedoel. De aanduiding koolzuur voor kooldioxide is ook zo sterk ingeburgerd. Zelfs bekende Nederlandstalige woordenboeken omschrijven koolzuur als de gasvormige verbinding van zuurstof met koolstof! (www.hobbybrouwen.nl/artikel/koolzuur.html).
Smaak
Kooldioxide is een kleur-en geurloos gas. Als je het in een redelijke concentratie insnuift kan het voor een prikkeling in de neus zorgen. Dat koolzuur een zwak zuur is kun je heel eenvoudig vaststellen als je koolzuurhoudend mineraalwater drinkt. Het proeft duidelijk zuurder dan het platte mineraalwater van hetzelfde merk. De koolzuurbelletjes zorgen voor een verfrissend mondgevoel.
Bier met een laag koolzuurgehalte maakt een flauwe indruk. In koolzuurarm bier zijn smaakafwijkingen gemakkelijk te herkennen (2). Een teveel aan koolzuur is echter ook niet prettig. Het geeft een sterk verzadigd gevoel en het overmatige koolzuur wil wel eens via een niet te stuiten oergeluid uit je keel ontsnappen.
Voor de geur van bier is het koolzuurgehalte belangrijk. Met het opstijgen van de belletjes komen ook geurstoffen omhoog die we waarnemen zodra we onze neus in het glas steken. Koolzuurarm bier geeft minder goed zijn geur vrij (www.hobbybrouwen.nl/artikel/koolzuur.html).
Uiterlijk bier
Wat is bier zonder schuim? Bier zonder koolzuur zal zeker niet schuimen. Door het vrijkomen van koolzuur ontstaan er gasbelletjes in het bier. Boven het vloeistofniveau blijven de belletjes in stand door de in het bier opgeloste eiwitten die een soort vlies om het belletje vormen. Deze structuur is niet blijvend en langzaam zakt het schuim in elkaar. Ondanks een hoog koolzuur- en eiwitgehalte kan het zijn dat meteen na het inschenken het schuim weg is. Vette glazen en restanten van schoonmaakmiddel, maar ook in het bier aanwezige schuimnegatieve stoffen zoals hogere alcoholen en esters kunnen daarvan de oorzaak zijn. De twee laatst bedoelde stoffen komen bij zwaardere bieren meer voor. Hele zware bieren schuimen daarom in de regel een stuk minder.
Overigens leerde ik onlangs tijdens de cursus 'Initiatie in de sensoriële eigenschappen en de degustatie van bier' die ik aan het volgen ben in Gent dat je de geur van een bier beter waarneemt als je het met zo min mogelijk schuim inschenkt.
Koolzuur kan in een oververzadigde staat in bier opgelost zijn. Langzaam geeft het bier het koolzuur vrij wat het parelen van het bier tot gevolg heeft. Als dat niet het geval zou zijn dan zou het bier door de overdruk uit de fles spuiten zodra je de kroonkurk oplicht.
Het omhoog parelen van koolzuurbelletjes geeft bier een feestelijk uiterlijk. In sommige bierglazen wordt zelfs bewust een oneffenheid aangebracht om een stroom aan koolzuurbelletjes te bevorderen.
De fijnheid van de koolzuurbelletjes die vrijkomen is afhankelijk van het goed opgelost zijn van het koolzuur. Bieren met een hoog koolzuurgehalte die ingeschonken worden op een wat hogere temperatuur hebben in de regel een grove schuimstructuur. Ook de manier waarop het koolzuur in het bier is gekomen speelt een rol. Professionele brouwers lageren vaak bij lagere temperaturen (3 tot -1EC) onder druk (tot 0,6 bar) om fijnere koolzuurbelletjes te krijgen en daarmee vaster schuim (www.hobbybrouwen.nl/artikel/koolzuur.html).
Koolzuur en gezondheid
Er bestaat een tendens om het koolzuurgehalte van bier en andere koolzuurhoudende dranken te verlagen omdat veel consumenten van oordeel zijn dat ze een hoog koolzuurgehalte niet goed verdragen. Uit onderzoek is gebleken dat alleen mensen met maag- en darmklachten voorzichtig moeten zijn met koolzuurhoudende dranken waaronder bier. Maar zelfs voor deze mensen is koolzuur niet echt schadelijk. Voor de meesten van ons zijn koolzuurhoudende dranken zelfs gezondheidsbevorderend. Prof. Dr. Glatzel schreef hierover vrij vertaald uit 'Der Mineralbrunnen' nr. 9/1976 (3) het volgende:
'Koolzuur intensiveert de doorbloeding van de mondslijmhuid en werkt daardoor verfrissend en opwekkend. Koolzuur zorgt er voor dat de maag snel leeg raakt wat de gezondheid bevordert. Voor de spijsverteringsorganen zijn noch koolzuur noch de lage temperatuur waarbij de meeste koolzuurhoudende dranken gedronken worden schadelijk. Het drinken van gebruikelijke hoeveelheden koolzuurhoudende dranken veroorzaakt geen slijmvliesontstekingen, maagzweer of maagkanker.
Koolzuurhoudende dranken kunnen door de reeds genoemde intensivering van de doorbloeding van de mondslijmhuid kouder gedronken worden dan koolzuurvrije dranken en zorgen daardoor voor een grotere verfrissing. Ze kunnen niet in grote hoeveelheden in één keer doorgeslikt worden. Daarmee voorkomen ze ongewenste reactief waterverlies via de huid. Hierdoor werken de nieren beter waardoor de uitscheiding van schadelijke stoffen uit het bloed bevorderd wordt.' (www.hobbybrouwen.nl/artikel/koolzuur.html).
Koolzuur heet officieel koolstofdioxide (CO2). Het is de prik in frisdrank, bier en champagne. Is koolzuur slecht voor je tanden? Krijg je sneller een vol gevoel door koolzuur in je drankje? Heeft koolzuur invloed op de opname van voedingsstoffen? En is koolzuur in dranken slecht voor je gezondheid? (www.kennisinstituutbier.nl/nieuws/koolzuur-een-drankje-slecht-voor-je-gezondheid).
Is koolzuur in water of frisdrank ongezond?
Het is inderdaad zo dat als er snel veel koolzuur gedronken word er een opgeblazen gevoel kan ontstaan. Echter een gezond boertje lost dit probleem op. Wel zou het bij mensen met een prikkelbare darm een prikkelend effect op de darmen kunnen hebben.
Van zure producten is het bekend dat ze de tanden aantasten. Het tandglazuur lost namelijk op in het zuur. Het eten maar vooral drinken van veel zure producten zorgt ervoor dat de tanden steeds korter, dunner en doorschijnender worden. Suiker werkt ongeveer op de zelfde manier. Bacteriën in de mond gebruiken suiker en laten een plakkerige zure afscheiding achter. Ook dit zuur lost het tandglazuur op maar omdat dat maar op één plek gebeurt ontstaat er een gaatje.
Koolzuur is echter een zwak zuur. De invloed op de tanden is dan ook te verwaarlozen. In frisdranken is het de suiker maar vooral ook de sterke zuren zoals: fosfor-, citroen- of appelzuur die slecht zijn voor het gebit. De zure smaak proef je meestal niet omdat er suiker of zoetstof in zit.
Kortom, als u geen prikkelbare darm heeft, en een boertje op z’n tijd geen probleem is, kunt u met een gerust hart weer spa rood gaan drinken (www.myfoodmatch.nl/koolzuur/).
De prik in frisdrank is niet slecht voor de tanden. Koolzuur is wel een zwak zuur maar heeft geen invloed op het gebit...Een pH-waarde van minder dan 5,5 kan slijtage veroorzaken aan het gebit. Zuren in dranken, zoals frisdrank en sap worden vaak gemaskeerd door suiker. Deze dranken kunnen tanderosie en gaatjes veroorzaken door het hoge gehalte suiker en sterke zuren5. Ze bevatten vaak citroen-, appel- of fosforzuur. Gemiddeld gezien hebben frisdranken een pH van rond de 3 (www.kennisinstituutbier.nl/nieuws/koolzuur-een-drankje-slecht-voor-je-gezondheid).
Frisdrankconsumptie, met name cola, is gelinkt aan een lagere botmineraaldichtheid. Toch is het duidelijk dat dit niets te maken heeft met het koolzuur in de cola zelf. Onderzoekers hebben een groep vrouwen voor 8 weken lang dagelijks 1 liter normaal water zonder koolzuur later drinken, en een andere groep vrouwen voor 8 weken lang dagelijks 1 liter koolzuurhoudend water. Na 8 weken konden de onderzoekers geen verschillen zien in botomzetting.
De reden dat mensen die veel frisdranken drinken zwakkere botten hebben is voornamelijk het gevolg van een lagere calciuminname (omdat ze veel frisdrank drinken), niet omdat frisdrank calcium onttrekt uit de botten (www.sport-en-dieet.nl/bekijk/artikel/id/73/Is_koolzuurhoudend_water_zoals_spa_rood_slecht_voor_je).
Koolzuur heeft geen invloed op de opname van voedingsstoffen. Ooit werd gedacht dat mensen die veel koolzuurhoudende dranken consumeerden, een lagere botdichtheid en een hogere kans op osteoporose (letterlijk: poreus bot) hadden. Dit zou te maken hebben met een verminderde opname van calcium. Inmiddels weten we dat deze mensen door hun frisdrankgebruik minder melkproducten consumeren en hierdoor een lagere botdichtheid hebben. Dit heeft niets te maken met een verminderde opname van calcium, maar met een lagere inname van calciumrijke producten, zoals melk (www.kennisinstituutbier.nl/nieuws/koolzuur-een-drankje-slecht-voor-je-gezondheid).
Hoewel frisdranken en andere koolzuurhoudende dranken vaak geassocieerd worden met negatieve effecten, is koolzuur op zichzelf niet schadelijk. Het drinken van koolzuurhoudende dranken heeft dezelfde voordelen als het drinken van normaal water. Afhankelijk van de bron van het water, zorgen de mineralen voor het aansterken van de botten en tanden (www.sport-en-dieet.nl/bekijk/artikel/id/73/Is_koolzuurhoudend_water_zoals_spa_rood_slecht_voor_je).
Koolzuur of koolzuurgas (C02), eindprodukt van de volledige verbranding van voedingsstoffen zoals suikers, vetten en eiwitten. Het is een stofwisselingsprodukt van de cellen. Het kan in gasvorm door de longen worden uitgeademd en in verbinding met andere stoffen door de nieren of met de ontlasting worden uitgescheiden. Koolzuurgas is de correcte benaming voor C02 terwijl koolzuur eigenlijk de verbinding is tussen water en koolzuurgas (C02+ H20->H2C03). Het wordt echter in beschrijvingen van lichaamsprocessen veelal aan koolzuurgas gelijkgesteld.
De oplosbaarheid van koolzuurgas in een weefselvloeistof is o.a. afhankelijk van de temperatuur en de druk van dat gas. Uitgaande van normale omstandigheden bedraagt de totale gasdruk één atmosfeer; dit is 760 mm kwikdruk (Hg). De gedeeltelijke druk van het koolzuurgas in het slagaderlijk bloed (partiële koolzuurspanning of pC02, waarbij p staat voor druk) bedraagt 40 mm kwikdruk.
Onder deze omstandigheden lost ca. 2,75 volumeprocent koolzuur, dit is 2,7$ ml koolzuurgas per 100 ml bloed op. De totale hoeveelheid koolzuur in het lichaam bedraagt ongeveer 46 ml. Daarnaast is er nog een veel grotere hoeveelheid gebonden koolzuur in het lichaam aanwezig en wel voornamelijk in de vorm van natriumbicarbonaat (de zouten van koolzuur heten carbonaten), dat een van de belangrijkste buffers van het bloed is (www.menselijk-lichaam.com/ademhaling/zuurstof-en-koolzuur/).
Een zuur in de scheikunde is, populair gezegd, een stof die waterstofionen kan afstaan. Een zuur is in eerste instantie bekend van de smaak zuur in het normale spraakgebruik. Zuur als smaak is direct verbonden met zuur in de scheikunde. De tong in de mond heeft de mogelijkheid om zuur vast te stellen door de aanwezigheid van waterstofionen in het speeksel. De smaakreceptorcel wordt door de aanwezigheid van het waterstofion, dat positief geladen is, geactiveerd, waardoor de mens een smaak als zuur waarneemt (https://nl.wikibooks.org/wiki/Chemie_Centraal/Zuren).
Arrhenius was een Zweedse scheikundige en Nobelprijswinnaar uit de 19e eeuw die van de zuurstofdefinitie afstapte en de aandacht op waterstof richtte. Arrhenius postuleerde dat een stof een zuur is als het minstens een waterstofatoom bevat en in staat is dat als positief ion af te geven in water....
Het probleem was dat dit hydroxide "NH4OH" niet in zuivere vorm te bereiden was, hoewel de oplossing van ammoniakgas wel sterk basische eigenschappen had en er een hele reeks ammoniumzouten van afgeleid kunnen worden. Iets dergelijks gold voor CO2, dat geeft de lichtzure oplossing bekend van priklimonades, maar 'koolzuur'"H2CO3" is nooit aangetoond....
Dit probleem is vrij algemeen, er zijn namelijk een heleboel zouten die 'afgeleid' zijn van een 'zuur' dat nog nooit is aangetoond, de zogenaamde 'hypothetische zuren', waarvan koolzuur het bekendste voorbeeld is.
Een ander probleem was dat men ook in andere oplosmiddelen dan water begon te werken, waarin vergelijkbare chemische verschijnselen optraden als in water, maar de Arrheniustheorie ging eigenlijk alleen op in water. De Arrhenius-theorie had dus duidelijk zijn tekortkomingen.
Definitie volgens Brønsted en Lowry
De Deense Brønsted en de Engelse Lowry waren twee scheikundigen die de definitie van Arrhenius te beperkt vonden en deze in 1923 -overigens onafhankelijk van elkaar- uitgebreid hebben. Zij kijken niet zo zeer naar een hele stof die in water opgelost wordt, maar meer naar een enkel molecuul of ion in een oplossing (in water of iets anders).... Een Brønsted-zuur (B-zuur) is een molecuul (of ion) dat een proton (H+) kan afstaan ... Een dergelijke stof noemt men een protondonor.
Een groot verschil is dat er geen water in een reactie betrokken hoeft te zijn, een ander verschil is dat we het niet over in zuivere toestand verkijgbare stoffen, maar over moleculen of ionen hebben. Reacties waar geen molecuul water in voorkomt, kunnen nog steeds reacties tussen zuren en basen zijn. Deze definitie is dus ruimer, en het betekent wel dat Arrhenius-zuren ook Brønsted-zuren zijn.
Een ander verschil is dat water niet langer een bijstander (oplosmiddel genaamd) is, maar zelf als base of zuur kan optreden. Water treedt bijvoorbeeld op als protonacceptor (d.w.z. een base), want het molecuul reageert met een vrijkomend proton (waterstofion)... Arrhenius zou NH4+ nooit een zuur genoemd hebben, hoogstens een 'baserest' en H2O was voor hem geen zuur maar een oplosmiddel.
Hoewel Brønsted en Lowry met hun definitie een veel uitgebreider toepassingsgebied voor het zuur-basebegrip veroverden, (ook in andere oplossmiddelen dan water) bleef het CO2 probleem even groot als voorheen. Dit molecuul heeft geen waterstof en kan er ook geen opnemen en toch vormt het een zure oplossing... Hetzelfde geldt overigens voor een aantal andere van de oude 'zuurvormende oxiden'. We zitten dus nog steeds met een hoop 'hypothetische' zuren.....Lewis was een Amerikaans scheikundige die de definitie van Arrhenius, maar ook die van Brønsted/Lowry, nog steeds te beperkt vond. Immers deze definitie was nog steeds afhankelijk van één bepaald element, namelijk waterstof. Lewis stelde -in hetzelfde jaar 1923- dat het bij een zuur-basereactie niet ging om protonen maar om elektronenparen. En daarmee werd de definitie onafhankelijk van een bepaald element.
Zijn definitie van een base is in feite een omkering van Brønsteds definitie: in plaats van een proton aan een elektronenpaar te hangen, hangen we een elektronenpaar aan een proton!... Een Lewis-zuur is een molecuul dat een eenzaam elektronenpaar kan opnemen... Niet alle stoffen die waterstof bevatten, zijn zuren. Alleen stoffen waarvan de zure vorm stabiel is, geven "gemakkelijk" een waterstofatoom af en zijn daarom zuur.... Niet alle zuren in water dissociëren compleet; daarom spreken we van sterke en zwakke zuren.... Wat is zuurder? Een sinaasappel (appelsien) of een citroen? Eigenlijk weten we dat allemaal wel: dat is een citroen. Dit kan je ook meten en wel door het bepalen van de concentratie van hydroxoniumionen in een oplossing.
In het begin van de 20e eeuw werd daarvoor het begrip pH (let op: kleine p en grote H) geïntroduceerd. De p staat voor potentie/kracht en de H staat voor waterstof. De pH is een maat voor de zuurgraad van een oplossing. Het is een logaritmische schaal.
De pH is gelijk aan de negatieve logaritme (grondtal 10) van de concentratie waterstofionen (H+), uitgedrukt in mol/liter.
...
Koolzuur is een oplossing van koolstofdioxide (CO2) in water. Het koolstofdioxide vormt een molekuul met water dat eigenlijk diwaterstofcarbonaat heet. Koolzuur is een zwak zuur dat niet in zuivere vorm te isoleren is en dat 1 of 2 H+-ionen kan afsplitsen.
Koolzuur (en bicarbonaat) wordt veelgebruikt in de voedingsmiddelenindustrie. Denk daarbij bijvoorbeeld aan cola of sinas, waar de CO2 vrijkomt als belletjes in het glas limonade. Een bruistablet is ook een mooi voorbeeld, daar bevindt zich bicarbonaat en citroenzuur als vaste stof (dat niet met elkaar reageert) in de tablet. Los je dit op in water dan reageert de bicarbonaat met het citroenzuur en vormt daarbij volgens bovenstaande reactie (maar dan van rechts naar links) koolstofdioxide; en dat bruist. Ook bakpoeder werkt op de manier zoals beschreven bij het bruistablet en zorgt er dus voor dat het deeg rijst (https://nl.wikibooks.org/wiki/Chemie_Centraal/Zuren).
Voor het eerst krijgt de chemie het oplossen van koolstofdioxide in water een beetje in beeld. Met een combinatie van röntgenabsorptiespectrometrie en theoretische modellen wisten Berkeley-onderzoekers een artist's impression te tekenen, melden ze in Chemical Physics Letters. ... Bekend was al dat dat oplossen op zich vrij moeizaam gaat. Het wordt versneld doordat CO2 met H2O gaat reageren, in eerste instantie tot H2CO3 oftewel koolzuur. Dat molecuul leeft gemiddeld maar 26 millliseconden voordat het een proton afsplitst en als HCO3- verder gaat, vandaar dat het een uitdaging is om er aan te meten (www.c2w.nl/nieuws/koolzuur-in-beeld/item10594).
Die bubbels hebben een bijzonder verhaal, ontdekte TV programma De Keuringsdienst van Waarde. De makers vroegen zich af hoe bronwater eigenlijk zo fris bruisend kon zijn. Op zoek naar het antwoord reden ze - uiteraard - naar het Belgische Spa. Maar ze kwamen óók op een industrieterrein in de Botlek. Want hoe natuurlijk het bubbelwater ook is, er zit meer chemie in dan je zou denken..... Sommige waterbronnen bevatten van nature een beetje CO2, zoals de Marie Henriëtte bron in Spa. Het licht sprankelende water gaat direct in de flessen Spa Finesse met de lichtgroene dop, vertelt Stefan de Clercq van het bronwaterbedrijf aan de Keuringsdienst van Waarde. Maar om de krachtige bubbels van Spa Rood te krijgen (dat sinds kort trouwens Spa Intense heet), voegt de waterfabriek er extra CO2 aan toe.
En dat brengt ons bij de opmerkelijke 'plottwist'. Want waar komt dat toegevoegde CO2 vandaan? Uit de chemische industrie. Bedrijven die flessen en tankwagens met het gas verkopen, zouden dat kunnen 'oogsten' uit gewone lucht. Maar daar zit niet veel CO2 in. Daarom kopen ze het liever in geconcentreerde vorm van de chemische industrie. Daar is CO2 meestal een bijproduct, bijvoorbeeld van de ammoniakfabriek op het Limburgse Chemelot terrein, of van de olieraffinaderij van Shell in de Botlek.
Bij de mansdikke aanvoerpijp vanaf het Shell terrein legt Jacob Limbeek van gassenleverancier Linde uit dat het koolzuurgas al behoorlijk zuiver uit de olieraffinaderij komt. Linde maakt het nog schoner en levert het vervolgens aan de voedingsmiddelenindustrie. Die stopt het in frisdrank, en dus ook in bronwater. Natuurlijk bronwater. Want of het nou uit je longen komt of uit een olieraffinaderij: CO2 is CO2. Puur natuur (www.chemieisoveral.nl/bruiswaterchemie).