Weer zo'n afkorting BA, van barrel aged, in hout gerijpt. Het bier schenkt mooi zwart in het glas en bruist flink. Het zwarte bier bruist zo de bruine schuimkraag weg. Het is meteen schuimloos. Plat zo ik bijna zeggen, maar het bier heeft nog steeds een behoorlijke carbonatie. Mondgevoel is prikkelend, het is niet superveel koolzuur. De geur heeft een punch, al kan ik die niet goed duiden. Mondgevoel is dik, dit is geen waterig bier. De geur heeft chocolade en alcohol. De smaak, ja wat zeg ik van de smaak? Het is niet echt opvallend of stevig eigenlijk. Bijzonder?
Emelisse White Label Chocolate Stout Maple Syrup BA - 2021...Alcohol percentage (in %) 10,20% Original gravity (in °P) 24°P Ingredients Water, barley malt, sugar and yeast... EBC (colour) 100 EBU (bitterness) 40 (https://www.emelisse.nl/wp-content/uploads/2021/10/Productsheet-Emelisse-White-Label-Chocolate-Stout-Maple-Syrup-BA-EN.pdf)
Een aangename Barrel Aged Stout met de smaken van ahornsiroop, vanille, chocolade en op de achtergrond geroosterd hout met zijn gekenmerkte Bourbon-achtige smaak. (https://beerizer.com/shop/kaiexclusivebeers/white-label-chocolate-stout-maple-syrup-ba-2021-emelisse--190400)
Emelisse White Label 2021 Series Chocolate Stout Maple Syrup BA may not be available near you. (https://www.taphunter.com/beer/emelisse-white-label-2021-series-chocolate-stout-maple-syrup-ba/6634633208135680)
Brouwerij Emelisse brewed its first beer back in 2005 as one of the very first craft beer breweries in The Netherlands. These days, the brewery is located in a former castle in the city centre of Goes, in the province of Zeeland. As a true pioneer, our classic and innovative beers are brewed exclusively with the purest ingredients worldwide available. Different types of beers are brewed daily, all with the characteristic taste experience for any beer lover, ranging from less experienced drinkers to the most critical experts. As an independent and innovative brewery, Emelisse likes to keep up with the trends in the international scene, but loves setting them even more. However, always with great respect for the natural product. (https://www.emelisse.nl/en/)
The notion of consumer resistance can also be related to the concept of anti-mass production cultural sentiment as described by Carroll et al. (2001) and discussed above. The negative sentiment toward mass producers can be a trigger of resistance activities as evident in our example above. However, whereas anti-mass production cultural sentiment could be used to describe a more general sentiment in society that does not necessarily have to lead to any entrepreneurial action, consumer resistance relates to specific within-industry dynamics that do produce entrepreneurial activities. (https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf)
In het standaardwerk A History of Brewing in Holland, 900-1900 van Richard Unger vinden we eindeloze - godlof mooi toegelichte - tabellen met aantallen brouwerijen waaruit blijkt dat een stabiele groei optreedt als de toenmalige Nederlanden bedrijfsmatig begint te produceren, waarna een explosie in de middeleeuwen volgt en een dramatische neergang in de 17e en 18e eeuw. Het aantal brouwerijen in Nederland schommelde ook sterk in de 19e en 20e eeuw: in 1819 telde ons land er 678, in 1858 slechts 466. In 1890 zijn het er weer 543, en in 1919 nog maar 359. Die plotse toename wordt vooral verklaard door de uitvinding van de mechanische koeling, die het mogelijk maakte op grotere schaal ondergistend bier te brouwen. Zo vormen brouwerijen zich om tot pilsbrouwer; tegelijkertijd openen nieuwe brouwerijen hun deur die zich van quite af aan op pilsproductie richten. Dat ging overigens niet zonder vallen en opstaan: een van de allereerste Nederlandse brouwerijen (1864) die speciaal werd gebouwd voor het brouwen van pilsener bier, de Koninklijke Nederlandsche Beiersch Bierbrouwerij uit Amsterdam, dolf na 63 jaar alweer het onderspit: de boedel werd verdeeld tussen Amstel, Heineken en Oranjeboom. Van deze is alleen Heineken nu nog over, als zelfstandige brouwerij. Als het Centraal Brouwerij Kantoor, de branchevereniging voor brouwend Nederland, in 1939 wordt opgericht zijn alle 99 Nederlandse brouwerijen lid. In twintig jaar tijd moesten dus 260 brouwers de poort sluiten; bijna zeshonderd in een ruime eeuw. Hier toont zich de opkomst van het grootschalig brouwen van ondergistend bier. De consument stapte er zo massaal op over dat honderden brouwerijen en evenzovele verschillende bieren van de aardbodem werden weggevaagd. Gedurende de twintigste eeuw zet deze ontwikkeling zich voort: in 1980 heeft Nederland 17 actieve brouwerijen die zich vooral met het brouwen van pils bezighouden. ... De discussie over wat nu een brouwerij precies is parkeer ik even: kijken we naar de definities zoals de Stichting Erfgoed Nederlandse Biercultuur die hanteert, dan onderscheiden we (productie)brouwerijen met eigen ketels, gericht op verkoop van bier onder eigen merknaam; brouwerijhuurders die zich richten op verkoop van bier onder eigen merknaam maar zonder eigen ketels te hebben; en brouwerijverhuurders die wel eigen ketels hebben maar zich richten op verkoop van bier aan brouwerijhuurders. Gemakshalve gooi ik ze allen op een hoop die ik ‘bierproducerende bedrijven’ noem: op die hoop vinden we interessante cijfers die onomstotelijk bewijzen dat het nog nooit zo gemakkelijk is geweest een ‘bierbedrijf’ te starten, ofwel dat er steeds minder ‘belemmeringen’ zijn. Zo telt Nederland momenteel acht brouwerijverhuurders, terwijl de eerste pas in 2012 de ketels opende. Het aantal brouwerijhuurders is op dit moment, en volgens de telling van de Stichting, voor het eerst groter dan het aantal (productie)brouwerijen: 344 tegen 320. Tien jaar geleden was die verhouding 81 productiebrouwerijen tegen 28 brouwerijhuurders.(https://www.nederlandsebiercultuur.nl/blog/105-wild-groei-van-brouwerijen)
Op https://www.nederlandsebiercultuur.nl/blog/105-wild-groei-van-brouwerijen en Figure 1: Number of breweries in the Netherlands: 1819-2015 van https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf zie je vanaf 1980 een gestage groei.
28 mei 2016 Zo’n 35 jaar geleden telde Nederland nog maar acht bierbrouwerijen, terwijl dat er in 1820 liefst duizend waren. Inmiddels leken de pilsrecepten van bekende ‘grote jongens’ als Heineken en Grolsch zó op elkaar, dat zelfs connaisseurs ze bij een blinde test niet meer uit elkaar konden halen. Maar de afgelopen drie decennia veranderde Nederland weer van een desolate pils-woestijn in een speciaalbier-oase, met 390 brouwers. (https://www.wur.nl/nl/nieuws/Opkomst-micro-bierbrouwerijen-in-Nederland-.htm)
In 1980, the Dutch beer brewing industry could be described as a ‘Pilsner desert’. At that time there were only a handful of independent beer producers and their designated products were so homogenous that even connoisseurs and professional tasters could not distinguish between them in blind taste tests (Jansen, 1987). Today, the picture is strikingly different. The number of beer breweries has skyrocketed and continues to increase exponentially. The variety of available beers produced in the Netherlands approximates the variety in both historic and current beer styles that have ever been available worldwide. Due to the emergence of an eclectic set of fundamentally different types of breweries, often referred to as specialty or microbreweries, the Dutch beer brewing industry has transformed from being one of the most stagnant industries to being one of the most innovative industries in the Netherlands. This phenomenon of renewal does not uniquely apply to the Dutch beer brewing industry. The U.S beer brewing industry went through a similar process in the 1990s (Carroll and Swaminathan, 2000) and a similar rise in microbreweries is simultaneous taking place in many other European countries (https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf)
The 1450-1650 period can be described as ‘the Golden Age’ of Dutch beer brewing (Unger, 2001), as exemplified by the rise of large clusters of beer breweries in several Dutch towns—most commonly in densely populated Western locales like Haarlem, Gouda, Delft, and Amersfoort, but also in more remote towns like Groningen and Nijmegen. Many of these clusters soon established a national and occasionally even international presence in the Western European beer trade (Unger, 2001). Historical sources report that some towns had over 100 breweries, with more than 50 percent of their production intended for export (Dekken, 2010; Lintsen et al., 1992; Unger, 2001). Towns with significant historical beer brewing activity typically had their own unique beer styles. For example, Gouda was known for its koyt beer that was brewed with a mixture of bitter herbs instead of hops, while Groningen was known for its kluin beer, a heady brew high in alcohol (Karst, 1980). However, an important innovation that contributed to the prosperity of the Dutch beer brewing industry was the adoption of hops as an important ingredient. Hops provided increased durability— and thus transportability—of beer and their use was popularized by German beer breweries (in particular those based in Hamburg). German hopped beer reached the Netherlands during the Late Middle Ages (1350-1450) through the trade network of northern European cities known as the Hanseatic League (Alberts, 1969; Van Uytven, 2007). (https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf)
Technological innovations during the Industrial Revolution (1760-1840) set the stage for the first revival of Dutch beer brewing (Lintsen et al., 1992; Unger, 2001; Poelmans et al., 2011). Several scientific breakthroughs—such as the steam engine, mechanical refrigeration and electricity, combined with scientific discoveries related to food chemistry—allowed for increased control over the brewing process and provided opportunities for production and distribution on a larger scale. This process went hand in hand with the diffusion of pilsner beer across Europe. Pilsner is a lager, a beer style brewed with yeast that ferments at low temperatures, the production of which requires electrical refrigeration. Ale, in contrast, is brewed with yeast that ferments at ambient temperatures. A shift from ale to lager thus required significant investments in refrigerated fermentation tanks. (https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf)
While Dutch brewers were initially slow in adopting these innovations, toward the end of the 19th century and in the beginning of the 20th century many new breweries were founded that made use of these more advanced technologies (Unger, 2001). Amsterdam was the centre of this transition, where three breweries (Koninklijke Nederlandsche Beiersche Bierbrouwerij, Heineken’s Bierbrouwerij Maatschappij, and Beiersch Bierbrouwerij De Amstel) started producing pilsner between 1860 and 1870. A decade later, breweries in other towns such as Amersfoort (Phoenix Brouwerij) and Rotterdam (Brouwerij d’Oranjeboom) followed suit. This modernization process was driven by wealthy investors who entered the field during the last decade of the 19th century by acquiring existing breweries or starting new breweries while investing heavily in modern equipment (Unger, 2001). Some of these investors were owners of German breweries who saw the Netherlands as a potential market for the then increasingly popular beer-style – Bavarian Pilsner – such as in the case of Brouwerij De Leeuw in Valkenburg (Philips, 1999). In the 20th century, the Dutch beer sector experienced an unprecedented degree of concentration. In conjunction with the economic outfall related to the two World Wars, tougher competition and expansionist practices of industrial breweries led to a substantial shakeout of local and family-owned breweries as predicted by the industry life cycle model. Breweries such as Heineken, Amstel, Oranjeboom and De Drie Hoefijzers rapidly expanded their capacity by means of the establishment of new brewing locations and the takeover of smaller competitors, in part facilitated by a growing export market. The number of independent producers quickly reduced from about 500 in 1900 (Simons, 1992; Unger, 2001) to about 100 in 1940 (Simons, 1992), and finally, to 13 independent producers in 1981 (see Figure 1). These breweries included all the large breweries that still dominate the Dutch pilsner market such as Heineken, Grolsch (now Asahi Group Holdings), Bavaria and Dommelsch (now AB-Inbev). The concentration wave went hand in hand with significant homogenization— characterized by the fact that by 1980 brewers almost exclusively produced pilsner beer. (https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf)
Through their activities, PINT contributed not only to the emergence and proliferation of a community of enthusiastic consumers of alternative beer, they also fostered a growing community of hobby brewers. Although officially home brewing was illegal by Dutch law up until as late as 1992, the practice regained legitimacy as evident by the fact that it was largely tolerated throughout the 1980s and the eventual abolishment in the early 1990s. Starting with the establishment of hobby brewers’ guild De Roerstok in Tilburg in 1984, a number of guilds emerged throughout the country that encourage hobby brewing and facilitated knowledge sharing. Although it is likely that at least some of these guilds would have emerged without the activities of PINT, they did actively encourage the growth and professionalization of this community .... A major factor that contributed to the increased ‘production’ of potential brewery entrepreneurs was the growing number of hobby brewing associations in the Netherlands that developed in conjunction with PINT. The budding hobby brewing scene allowed individuals to experiment with brewing and share knowledge about the brewing process. Brewing beer at home was strictly forbidden by law in the Netherlands up until as late as 1992. However, PINT was able to get the Ministry of Finance to confirm in 1983 that although “The brewing of beer outside of an approved brewery was illegal, the government would seek no prosecution in such cases where the beer is exclusively consumed in the family circle.” Subsequently, the first official Dutch hobby brewers association, De Roerstok in Tilburg, was established in 1984. This was followed by others, such as De Deltabrouwers in 1987 and ‘t Wort Wat in 1991. These hobby association would not only encourage the practice of home brewing and facilitate knowledge sharing but also organize competitions. A significant number of brewery founders that we interviewed reportedly learned the tricks of the trade through participation in these hobby brewing associations before “going professional”.(https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf)
De populariteit van IPA in Nederland doet vermoeden dat de groei van het aantal kleine brouwerijen een Amerikaanse rage is, maar zo simpel ligt het niet. In Nederland werd al vanaf 1985 op kleine schaal speciaalbier gebrouwen, vooral bieren naar Belgisch voorbeeld. De Natte en de Zatte van Brouwerij ’t IJ (sinds 1985) in Amsterdam zijn daarvan goede voor beelden. Zij gaven daarmee gehoor aan de groeiende onvrede onder consumenten over het eenzijdige aanbod, dat destijds voornamelijk bestond uit pilseners. Het consumentenverzet werd geleid door Promotie Informatie Traditioneel Bier (PINT), dat in 1980 werd opgericht naar het voorbeeld van de Campaign for Real Ale (CAMRA) in GrootBrittannië. De oorsprong van de Nederlandse brouwrevolutie ligt in zekere zin dus in Groot-Brittannië, met de Belgische biercultuur als voorbeeld. Ook de eerste Amerikaanse microbrouwers zijn sterk beïnvloed door de opvattingen van CAMRA. Dus als de huidige populariteit van speciaalbier in Nederland een Amerikaanse uitvinding is, is het op z’n best een Amerikaanse toeeigening van een Brits idee dat in Nederland al eerder was geland. (https://geografie.nl/artikel/bierrevolutie-in-nederland)
While the first generations of Dutch brewery entrepreneurs in the 1980s and 1990s struggled to solve technical challenges, more recent generations of brewery entrepreneurs had a considerably easier time in solving these challenges. Experts and founders indicate that information on the brewing process and the availability of equipment are much less of a constraint in the most recent period of microbrewery growth. Mastering the brewing process and experimenting with different recipes has become much easier due to the availability of numerous information sources on the internet and the emergence of fora and networks of home-brewers that exchange experience. Similarly, the increasing popularity of home brewing as well as the increase in microbreweries has led to the entry of specialised suppliers of (home)brew equipment and engineering companies that can assist with the design and construction of a new brewery. An example is Brouwtechniek Nederland, which has supported the design and expansion of a number of microbreweries such as ‘t IJ in Amsterdam, Maximus in Leidsche Rijn and Graaf van Heumen in Heumen. Finally, another source of information for new brewers is the small brewery initiative (KBC). Several brewers indicated the usefulness of the hygiene guidelines for microbreweries that was drafted by KBC..... The first microbreweries in the 1980s started with very limited resources and as such had to be creative in constructing their breweries as outlined above. Small breweries of the first cohort, such as De Noorderbierbrouwerij in Alkmaar and De Noorderzon in Groningen struggled to finance their modest start-up costs of around 100,000 Dutch Guilders at the time. For example, Colin Brown, of De Noorderbierbrouwerij was required to seek support from a governmental institutions for small and medium sized business (CIMK) before a loan would be approved. He said about this: “We received the advice from CIMK to produce beer that was tailored to the Dutch taste. And yes, that meant we also had to produce Pilsner. However, that is impossible, I told them: then we may as well shut everything down. I would never be able to compete with big brewers like Grolsch.” In the more recent period, new ways of funding and in particular crowd funding, have reduced the entry barriers for starting up a microbrewery. A large number of breweries, such as for example Oedipus in Amsterdam and Oersoep in Nijmegen, have used crowd funding to finance the construction or expansion of the brewery. Also due to the popularity of local beers, microbreweries are regarded as an interesting investment by private funders and financial institutions. Several founders indicated that banks are now familiar with the concept and therefore willing to provide start-up capital. (https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf)
Sommigen zoeken de verklaring voor de speciaalbierrevolutie in Nederland zelf. Organisatiesocioloog Jochem Kroezen kenschetst in zijn proefschrift de opkomst van microbrouwerijen als een revival van de Nederlandse biernijverheid. De nieuwkomers bouwen volgens hem voort op plaatselijke brouwtradities. Kroezen wijst erop dat nieuwe brouwerijen zich meer dan eens vestigen in gemeenten met een ‘belangrijk brouwverleden’. Hij hanteert daarvoor wel erg soepele criteria, namelijk als er sprake is van substantiële brouwactiviteit in een van de volgende tijdvakken: voor 1650, 1650-1900 of na 1900. Historische continuïteit is geen vereiste. Terwijl regionale concentraties nogal eens verschuiven door de tijd heen. In de 16e eeuw bijvoorbeeld concentreerde de brouwnijverheid zich in de Hollandse steden. In 1900 waren de meeste brouwerijen te vinden in de plattelandsgemeenten van Zuid-Nederland. Op die manier hebben wel erg veel gemeenten een belangrijk brouwverleden en wordt het voor nieuwe brouwers bijna een opgave niet voor zo’n gemeente te kiezen. Kroezen hecht bovendien te veel gewicht aan het vroege brouwverleden. Het is veel aannemelijker dat brouwers teruggrijpen naar een tijd die verser in het collectieve geheugen ligt, zoals het begin van de 20e eeuw. De industriële brouwers hadden nog geen hegemonie gevestigd en er waren volop lokale brouwers die de bovengistende methode hanteerden. Maar ook voor deze revival is het bewijs niet overtuigend. Als we de brouwerijkaart van 1900 vergelijken met die van nu, springen vooral de verschillen in het oog. Op sommige plekken zijn de brouwerijen ‘teruggekeerd’, maar op heel veel plekken ook niet. Zo trekt de speciaalbierrevolutie grotendeels voorbij aan Limburg, dat in 1900 nog de meeste brouwerijen van Nederland telde (per hoofd van de provinciebevolking). Historische spreidingspatronen zeggen niet alles. Als de opkomst van microbrouwerijen een revival is, moet er ook sprake zijn van een revivalcultuur. Die cultuur bestaat zeker, maar dominant is zij niet. (https://geografie.nl/artikel/bierrevolutie-in-nederland)
For the first generations of brewery entrepreneurs in the Netherlands, there was hardly any publically available information on the brewing process and the operation of a (micro) brewery, let alone a network of equipment suppliers and specialised engineers that could support the foundation of a brewery. Founders often resorted to a process of tinkering to set up their breweries, using second-hand equipment from disbanded or renovated breweries in Belgium and Germany or from dairy and soda producers in the Netherlands. Examples of this are breweries Raaf and ‘t IJ, which were founded in 1984 and 1985 respectively, but also brewery De Molen and Butchers Tears, which were established after 2003 and are part of what we see as the second wave of microbreweries..... Our archival data on all microbreweries that were established between 1981-2012 reveals that at least 35% made use of some form of detritus. However, the use of detritus became less prevalent over time. Whereas at least 46% of microbreweries established before 1994 made us of some form of organizational detritus this applied to only about 30% of breweries established after 1994. This suggests that as the microbrewery sector grew it became easier to amass technical and symbolic organizational resources without making use of remnants from ancestral organizations. (https://www.wur.nl/upload_mm/c/b/b/5c6a2aa6-8e3d-4930-acae-88230ee29d66_20160426_Dutch_Micro_Breweries_paper_final_no_codes%20%284%29.pdf)
directeur van Haarlemse brouwerij Jopen en bestuurslid van de Week van het Nederlandse Bier is Michel Ordeman. Waar de eerste revolutie na de pilswoestijn de import van Belgische speciaalbieren typeerde, is volgens hem inmiddels de tweede bierrevolutie in volle gang: craft bier. ... ‘Craft’ betekent ambacht en staat dus voor ambachtelijke bieren, wat per definitie begint bij onafhankelijke kleinere brouwers. Het staat voor een nieuwe cultuur en een protest tegen de grote neutrale pilsmerken die rond de jaren ‘80 de scepter zwaaiden en voor bier met eenzijdige smaak zorgden. Tegelijkertijd is die overvloed en eenzijdigheid van pils een bron geweest voor de veelzijdige biercultuur die Nederland nu rijk is. Nadat mensen kennis maakten met de Belgische bieren in de jaren ‘90 krijgt bier als drank weer een kans bij een nieuwe generatie. Ordeman zegt hierover: “Als je kijkt naar de laatste tien jaar merk je dat mensen steeds meer zijn gaan reizen en daardoor in aanraking komen met andere bierstijlen. Mensen ontdekken dat bier niet per definitie een neutraal smakend product hoeft te zijn, maar dat het dus ook mogelijk is om daar meer smaak en geurbeleving in te brengen.” ... Een goede gezondheid is de laatste jaren ook een veel groter thema geworden. En als je bijvoorbeeld minder drinkt, pak je sneller iets van kwaliteit. Kleinschalige ambacht geniet meer interesse”, aldus Ammerlaan. Bier krijgt dus door de herwaardering van het ambacht meer status en wordt net als wijn een ‘genotsproduct’. De gouden koorts met witte kraag duurt nu al een tijdje voort. Steeds meer hobbybrouwers creëren hun brouwsels in de keuken of garage. De volgende stap is met eigen receptuur op een brouwerij af te stappen en een ketel te huren.(https://pointer.kro-ncrv.nl/stortvloed-in-nederlandse-pilswoestijn-de-opkomst-van-ambachtelijk-bier)
Volgens Ordeman zijn deze huurders vaak onder te verdelen in twee typen:
📑 Het marketing type dat met een goed recept en concept een slim idee op de markt zetten
💪 Brouwers die het een en ander al gebrouwen hebben en opschalen door een ketel bij een brouwerij te huren voor zij zelf de grote investering doen in een eigen pand en ketels. (https://pointer.kro-ncrv.nl/stortvloed-in-nederlandse-pilswoestijn-de-opkomst-van-ambachtelijk-bier)
Verderop in zijn proefschrift onderscheidt Kroezen een aantal typen microbrouwers, waarvan de ‘historicus’ er slechts één is. De historicus is een traditionalist, die verloren brouwtradities wil doen herleven. De ‘biersommelier’ wil vooral nieuwe unieke bieren brouwen, de ‘voedseltechnicus’ streeft naar kwaliteit door beheersing van het brouwproces, en de ‘koopman’ handelt vooral uit winstbejag. (https://geografie.nl/artikel/bierrevolutie-in-nederland)
Ook geografen hebben de opkomst van speciaalbier onder de loep genomen, met name in de Verenigde Staten. Een populaire verklaring voor de Amerikaanse craft beerbeweging is het neolokalisme, een term die in 1997 is gelanceerd door Wes Flack. Volgens Flack spelen de Amerikaanse microbrouwerijen in op een toenemende behoefte aan lokale eigenheid of sense of place, in reactie op de sterker wordende invloeden van buitenaf, bijvoorbeeld door globalisering. Flack spreekt zelfs van een tegencultuur. Ook veel Nederlandse microbrouwers benadrukken de lokale identiteit van hun waar. In Nederland verwijst ongeveer 35 procent van de brouwerijnamen naar de streek, plaats of plek waar de brouwerij is gevestigd. Enkele voorbeelden zijn de Twentse Bierbrouwerij, Stadsbierbrouwerij Apeldoorn, Brouwerij D’n Drul (een wijk in Groesbeek), Dorpsbrouwerij De Maar (een straat in Jabeek) en Oudaen Stoombierbrouwerij (een historisch gebouw in Utrecht). Daarnaast ontleent ongeveer 15 procent een naam aan de plaatselijke geschiedenis. Zo is Jopen Bier vernoemd naar de 14e -eeuwse term voor Haarlemse biervaten en draagt Brouwerij Emelisse de naam van een verdronken dorp op Noord-Beveland. Het neolokalisme is dus een factor van betekenis. Maar er zijn regionale verschillen. Brouwers in het noorden en oosten van het land verwijzen relatief meer naar de plaatselijke topografie en geschiedenis dan die in het westen. ... In Amsterdam en de Brabantse stedenrij (Breda, Den Bosch, Eindhoven, Tilburg) is het veel minder gebruikelijk de lokale roots te benadrukken, dan daarbuiten. De stedelijke brouwers kiezen bij voorkeur voor plaats-neutrale namen. Mogelijk wordt neolokalisme gevoed door regionalistische sentimenten. In Friesland bijvoorbeeld zijn twee brouwerijen vernoemd naar een belangrijk historisch figuur in de eigen geschiedenis: Friese Bierbrouwerij Us Heit (sinds 1985) en Grutte Pier Brouwerij (sinds 2014).... In Amsterdam zijn het vooral de oudere brouwerijen die hun lokale identiteit benadrukken. De nieuwe generatie die vanaf 2011 opkomt, cultiveert juist een kosmopolitisch imago. Deze brouwers dragen vaak hippe, plaatsneutrale namen, zoals Butcher’s Tears (sinds 2012), Oedipus Brewing (sinds 2012), Bru’d (sinds 2013), Two Chefs Brewing (sinds 2013) en Nordman Beers (sinds 2014). Het kosmopolitische zie je ook terug in de assortimenten, die vaak bestaan uit een vaste combinatie van bekende buitenlandse stijlen, zoals een Belgisch witbier, een Waalse saison, een Duitse weizen en een Amerikaanse IPA. Veel brouwers, ook de oudere, vullen dat assortiment periodiek aan met experimentele bieren, waarbij ze recepturen en technieken combineren. En sommige brouwers doen alleen dat, zoals Butcher’s Tears en Oedipus Brewing. ‘Our aim’, zeggen de brouwers van Butcher’s Tears, ‘is to enrich the beer culture rather than repeating what other brewers are already doing.’Het kosmopolitisme en eclecticisme van de Amsterdamse brouwers past bij de veranderende status van speciaalbier als consumptiegoed. Was het in de beginjaren de liefhebberij van een kleine groep connaisseurs, tegenwoordig is het nuttigen van speciaalbier meer dan bon ton. In menig Amsterdams proeflokaal tref je een hip en internationaal publiek dat zich klaarblijkelijk graag identificeert met het internationale en hybride aanbod. (https://geografie.nl/artikel/bierrevolutie-in-nederland)
Brouwerij Emelisse is een Nederlandse ambachtelijke brouwerij te Goes in de provincie Zeeland. De naam van de brouwerij verwijst naar een verdwenen dorp op Noord-Beveland. Emelisse was een van de twaalf dorpen waaruit het huidige Noord-Beveland bestond in de middeleeuwen.... Fré Buijze, een hobbybrouwer was mede initiatiefnemer achter de oprichting van deze brouwerij. Hij begon einde jaren negentig een bier te laten brouwen met de naam Emelisse Abdijbier bij de Scheldebrouwerij. In september 1998 werd de Stichting Emelisse opgericht met als doel Noord-Beveland te promoten. Een van hun doelstellingen was het brouwen van een ambachtelijk bier met lokaal geteelde brouwgerst. Aanvankelijk werd het Emelisse-bier voor de stichting gebrouwen bij Bierbrouwerij De Halve Maan te Hulst. In 2005 werd een eigen brouwerij gebouwd die op 29 oktober datzelfde jaar officieel geopend werd. Er werd nauw samengewerkt met de Scheldebrouwerij, waar de flessen gebotteld worden. Peter van den Eynden van de Scheldebrouwerij brouwde er tot mei 2007 en daarna trad Kees Bubberman in dienst als brouwmeester. De brouwinstallatie heeft twee koperen ketels met een brouwcapaciteit van 1000 liter. Daarnaast zijn er twaalf lagertanks met een capaciteit van 160 hl, in 2012 kwamen er twee extra lagertanks van 30 hl bij. Wegens het succes van de bieren werd sinds 2010 een deel van de productie uitbesteed aan De Proefbrouwerij te Hijfte in België. Eind 2016 werden de activiteiten van brouwerij Emelisse overgenomen door brouwerij Slot Oostende uit Goes. Vanaf 2017 worden de Emelisse bieren gebrouwen in Goes. In Kamperland wordt de locatie niet meer gebruikt voor de productie, echter is daar nog wel het restaurant actief onder de naam Restaurant Emelisse. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Brouwerij_Emelisse)
Brouwerij Emelisse Brouwerijhuurder Opgericht: 2004 Hoofdtype (2004-2016) Brouwerij (2016-) Brouwerijhuurder... Eén van de initiatiefnemers achter de oprichting van de brouwerij is Fré Buijze. In de jaren negentig volgde hij een brouwcursus. Eenmaal de smaak te pakken wilde hij het groter aanpakken en begon zijn bieren te brouwen bij Brouwerij De Halve Maan in Hulst onder de naam Emelisse Abdijbier. De naam van de brouwerij is afkomstig van een verdwenen dorp op Noord-Beveland. In de middeleeuwen bestond het huidige Noord-Beveland uit ongeveer 12 dorpen. Eén van die dorpen was Emelisse, waar ook de Cisterciënzer Abdij 'Onzer Vrouwekamer' was gevestigd. Door de aanwezigheid van het klooster groeide het dorp gestaag. Door de zwakke dijken werd in 1274 besloten de abdij te verhuizen. De beruchte Allerheiligenvloed in 1532 was fataal voor het gehele eiland en betekende het einde van het kerkdorp Emelisse, destijds gelegen tussen het huidige Kats en Kortgene. De resten van het klooster zijn er nog te vinden. De Noord-Bevelandse Stichting Emelisse wilde in Kamperland een brouwerij openen. Daartoe werd een perceel grond aangekocht naast de ijsbaan aan de noordkant van het dorp. Daarop verrees een nieuw gebouw dat de sfeer van vroeger ademt. De Stichting Emelisse is opgericht in september 1998 met als doel Noord-Beveland te promoten. De stichting tracht deze doelstellingen te verwezenlijken door het produceren en verkopen van een ambachtelijk kwaliteitsbier van duurzaam geteelde Noord-Bevelandse brouwgerst. De stichting werkt volgens het principe van ketenbenadering, namelijk de hele keten van producent tot consument wordt betrokken in het kader van de voedselveiligheid. Binnen deze benadering wordt de gehele keten, van brouwgerst tot bier, geregistreerd en gecontroleerd en is de oorsprong van grondstoffen volledig traceerbaar. De stichting wordt gevormd door zes leden vanuit landbouw, horeca, detailhandel en een amateurbrouwer. Door de landbouwers die de grondstof brouwgerst op Noord-Beveland op duurzame wijze produceren bij de stichting te betrekken, evenals de verkopers die het eindproduct op de juiste wijze aan de consument aanbieden, ontstaat een grote maatschappelijke betrokkenheid bij dit product. Het bier werd aanvankelijk gemaakt van Noord-Bevelandse gerst die in het Belgische Stabroek werd gemout en vervolgens in Hulst bij Bierbrouwerij De Halve Maan werd gebrouwen. Omdat de stichting steeds meer verzoeken kreeg van liefhebbers van het Noord-Bevelandse gerstenat die de brouwerij wilde bezoeken, besloot het bestuur er zelf één te bouwen. Om dat rendabel te maken werd de brouwerij gecombineerd met een restaurant. In het grand café staan op de menu-kaart verschillende gerechten met een groot aantal ingrediënten uit de streek, zoals Zeeuwse kruidenkaas, Zeeuwse mosselen, Zeeuws lam en vanzelfsprekend de Emelisse-bieren. Het gebouw kreeg een 'ambachtelijk-industriële' uitstraling en fungeert als vertrekpunt voor een toeristische Emelisseroute langs de akkers met brouwgerst. De stichting denkt jaarlijks minimaal tienduizend bezoekers te kunnen ontvangen. De brouwerij is het hele jaar open. Met het ontwerp van het gebouw werd teruggegrepen op brouwerijen die in de periode 1870-1890, toen het brouwproces werd uitgevonden, werden gebouwd en die nu vaak als industrieel erfgoed te boek staan. De brouwketels kregen een centrale plek in de brouwerij en zijn ook vanuit het restaurant goed te zien. Aan de zuidkant van het gebouw kwam een groot terras met uitzicht op een waterpartij. De kosten van het bouwplan waren fors. Een deel werd gefinancierd uit subsidies (o.a. van Vitaal Platteland Zeeland). Het grootste gedeelte werd echter bij elkaar gebracht door de aandeelhouders van de BV Emelisse, die het bestuur vormen van de brouwerij. Om het bouwplan mogelijk te maken moest het bestemmingsplan Landelijk Gebied worden gewijzigd. In november 2004 werd de bouw aanvankelijk vertraagd daar er een bezwaar werd ingediend tegen de milieuvergunning wegens stankoverlast. Een herziene milieuvergunning, waar - naar verluidt - geen letter aan werd gewijzigd, werd maandag 15 november 2004 ter inzage gelegd. Het was oorspronkelijk de bedoeling de brouwerij begin april 2005 te openen. De streefdatum werd echter bijgesteld naar 1 juli 2005. Alles was rond: het bestemmingsplan werd gewijzigd, de provincie ging akkoord en zegde tevens subsidie toe. Ook de bouwvergunning was in bezit. In 2004 werd al wel een demonstratiedijk aangelegd die het brouwerijterrein van de ijsbaan scheidt. Er werd een coupure gemaakt en de dijk werd voor een deel met basaltblokken bekleed. Verder werden er ouderwetse vloedplanken van hardhout aangebracht om te laten zien hoe vroeger het water werd gekeerd. Op 13 januari 2005 werd de eerste paal geslagen van de nieuwe brouwerij. De bouw van de bierbrouwerij was enkele maanden vertraagd maar de initiatiefnemers hoopten de bouw eind juni 2005 te hebben afgerond, zodat de brouwerij nog net voor de gerstoogst van 2005 in bedrijf kon gaan. Vanaf juli 2005 moest er het Noord-Bevelands Abdijbier Emelisse worden gebrouwen. Op 13 mei 2005 werd er pannenbier geschonken: de bouw van de brouwerij bereikte haar hoogste punt. De 'Telersgroep brouwgerst' binnen Emelisse bestaat uit 15 akkerbouwers en zet zich in voor een gecontroleerde, milieubewuste teelt van het gewas. Vanaf 2004 wordt daarbij nauw samengewerkt met de coöperatie CZAV. De telersgroep produceert onder het EurepGAP-voedselveiligheidscertificaat. In 2005 nam brouwer Peter van den Eynden van de Scheldebrouwerij ook de roerstok bij Brouwerij Emelisse ter hand. De brouwerij maakte toentertijd gebruik van de door Duotank als nieuw gemaakte installatie van De Heeren van Beeck. De installatie heeft een brouwcapaciteit van 1.000 liter met daarnaast twaalf opslagtanks van bij elkaar 16.000 liter. ... Vanaf 1 mei 2007 trok Peter van den Eijnden, ingehuurd van De Scheldebrouwerij, zich terug als brouwmeester en trad Kees Bubberman in dienst als brouwmeester. Kees is kok van beroep, doch volleerd amateurbrouwer en lid van Amateur Bierbrouwersgilde De Delta Brouwers. In 2010 bleek het zo goed te gaan met de brouwerij dat een deel van de productie werd uitbesteed aan de Belgische Proefbrouwerij in Lochristi. ... In oktober legde John de Vries de roerstok erbij neer om als brouwer te starten bij Brouwerij De Molen in Bodegraven.... In oktober 2016 werd bekend gemaakt dat de merknaam van Emelisse bier is verkocht aan Jacoba van Beieren BV. Dit is de BV waaronder ook de Brouwerij Slot Oostende in Goes valt. Brouwerij Slot Oostende brouwt sindsdien de Emelisse-bieren voor brouwerijhuurder Emelisse. Ook zullen deze bieren nog worden geschonken in de voormalige Brouwerij Emelisse in Kamperland. (https://www.nederlandsebiercultuur.nl/databank/brouwerij?brouwerij_id=1026&b694bbcbd630a379ef4b0be74e52ecf2=1)
Kees Bubberman startte zijn professionele brouwcarrière bij Brouwerij Emelisse in het Zeeuwse Kamperland. Hij was toen al jarenlang een meer dan verdienstelijk hobbybrouwer. Opgeleid en op dat moment werkzaam als horecakok zag hij een unieke kans. Al binnen enkele jaren groeide Emelisse uit van een vooral op toeristen en bierbrouwers in de regio gerichte brouwerij tot een craft beer brewery van internationale faam. Tientallen vooral op Britse en Amerikaanse leest geschoeide en gedurfde IPA's, zware porters, coffee stouts, winterbieren en saisons verlieten de brouwerij. Toch besloot Kees Bubberman na een aantal jaren dat het tijd werd om op eigen benen te staan. Een aantal grote en kleine investeerders uit binnen- en buitenland bleek bereid hem te helpen zijn droom te verwezenlijken en begin 2015 opende hij in thuisstad Middelburg Brouwerij Kees. (https://www.nederlandsebiercultuur.nl/databank/brouwerij?brouwerij_id=1276&task=display&controller=brewery&view=brewery&option=com_senb&8e25adcefec84192c0e7ef98119f3b7f=1)
Dus Emelisse is inderdaad neolokaal, en kosmopolitaan en was dan wel niet helemaal aan de voorkant van de revival, ze zaten zeker niet in de mainstreampiek. En vanuit hun kwamen andere brouwers opzetten. En dat schuilt allemaal achter zo'n wit label....