Wie Oost-Nederlandse regio-soaps zoals Jonge leu en oale groond wel eens heeft gezien (met de Twenste dialogen van de hand van Herman Finkers) weet dat 'de Pruus' de lokale naam voor heel Duitsland is.
Pruisen (ook wel Pruissen; Duits: Preußen; Oudpruisisch: Prūsa; Pools: Prusy; Litouws: Prūsija; Latijn: Prussia, Borussia of Prutenia) is de naam van een historische staat in Centraal-Europa (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Oorspronkelijk was er een volk, de Pruisen, een West-Baltische stam, die ongeveer in de buurt van het huidige Gdańsk en Kaliningrad zetelden. Hun woongebied werd Pruisen genoemd. De Pruisen, verwant aan de Litouwers, waren primitieve landbouwers en veetelers die leefden in stammen in de toen zwaar beboste streek tussen de rivieren Weichsel en Memel. Men onderscheidt in de regel elf oud-Pruisische landstreken: Kulmerland en Pomesanië aan de Weichsel, Pogesanië, Ermland en Natangen aan het Weichselhaf, het schiereiland Samland, Nadrauen en Schalauen aan het Koerse Haf en Barten, Sudauen en Galindië in het binnenland. Ze werden volgens de kroniekschrijver Peter van Dusburg elk bewoond door een stam, met uitzondering van het vrijwel onbewoonde Kulmerland (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het Pruisenland kwam in de tiende eeuw in de invloedssfeer van de zich uitbreidende Duitse en Poolse staten. Mieszko I, hertog der Polanen, verwierf het gebied in deze eeuw als leen van keizer Otto I. Zijn opvolger Bolesław I zond in 997 Adalbert van Praag met een leger naar het gebied om de heidense Pruisen te kerstenen en te onderwerpen. Ze drongen Bolesławs legers echter terug. Adalbert stierf hierbij als martelaar en werd in 999 heilig verklaard (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
In de dertiende eeuw veroverde de Duitse Ordensstaat het gebied (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
De geschiedenis van de Pruisische staat begint in 1226 met de Gouden Bul van Rimini, waarmee de basis voor de Duitse-Ordestaat werd gelegd (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het werd in 1525 een seculier hertogdom onder het Huis Hohenzollern, dat de staat sinds 1618 regeerde in personele unie met de Mark Brandenburg. Omdat de heerser van Brandenburg de Duitse keizer mocht mee kiezen was de markgraaf ook keurvorst en dus een van de voornaamste Duitse vorsten (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Na vele conflicten met het Polen werd West-Pruisen in 1466 (na de Dertienjarige Oorlog) krachtens de Tweede Vrede van Thorn onder de naam Koninklijk Pruisen onderdeel van Polen. Oost-Pruisen, dat gezien kan worden als de voorloper van het latere Pruisische koninkrijk, bleef tot 1660 een vazalstaat van Polen. Van 1701 tot 1918 werd de staat geleid door een koning van het Koninkrijk Pruisen en van 1918 tot 1947 door een president van de Vrijstaat Pruisen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Pruisen had vooral vanaf de achttiende eeuw een grote invloed op de Duitse en Europese geschiedenis. Sinds 1866 was Pruisen de belangrijkste staat van Duitsland en later de grootste deelstaat in het Duitse Rijk. In 1947 werd Pruisen door de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog opgeheven en verdeeld. Het voormalige Pruisen ligt tegenwoordig vooral op het grondgebied van Duitsland en Polen, maar ook van zeven andere landen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Omdat de Duitse keizer militaire steun van Brandenburg nodig had, stond hij aan markgraaf Frederik III in 1701 toe om zichzelf tot "Koning in Pruisen" te kronen. Dat was mogelijk omdat Pruisen buiten het oude Duitse Rijk lag. Officieel gold het koningschap alleen voor een deel van "Pruisen", omdat eigenlijk de Poolse koning zich koning van Pruisen noemde. Toch heeft het zich gauw ingeburgerd om Brandenburg-Pruisen Koninkrijk Pruisen te noemen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Frederik Willem II sloot na de Franse Revolutie in 1791 een verbond met Oostenrijk tegen het revolutionaire Frankrijk en streed tegen dit laatste land in de Eerste Coalitieoorlog (1792-1797). Reeds in 1795 volgde echter een ommezwaai, toen Pruisen met Frankrijk de Vrede van Bazel sloot. In deze vrede erkende Pruisen weliswaar de Franse annexatie van de Pruisische gebieden op de linker Rijnoever, maar Noord-Duitsland kwam de facto in de Pruisische invloedssfeer en het land kreeg de handen vrij in het oosten. Hierdoor kon Frederik Willem er in de genoemde Derde Poolse Deling met het leeuwendeel van de buit vandoor gaan (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het land werd in de achttiende eeuw onder Frederik de Grote een Europese grote mogendheid. Door enorme uitbreidingen in de achttiende en negentiende eeuw omvatte Pruisen uiteindelijk grote delen van West- en Noord-Duitsland (thans voor een deel gelegen in het huidige Polen) (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Na Napoleons mislukte Russische veldtocht zag Pruisen, waar het nationalisme door de Franse aanwezigheid en de hervormingen sterk was opgekomen, de kans weer tegen Frankrijk ten strijde te trekken. Het streed met een leger van 280.000 man in de Bevrijdingsoorlogen en droeg in 1815 onder Gebhard Leberecht von Blücher beslissend bij aan Napoleons ondergang in de Slag bij Waterloo (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het Congres van Wenen (1814-1815) herstelde Pruisen niet in zijn oude vorm. Van de bij de Tweede en Derde Poolse Deling verkregen gebieden kreeg het slechts het groothertogdom Posen terug; de rest werd als deel van Congres-Polen aan Rusland toegekend. Pruisen kreeg echter wel Voor-Pommeren, de helft van het koninkrijk Saksen en in het westen het niet aan de rest van het land grenzende Rijnland en Westfalen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het Rijnland leek aanvankelijk eerder een blok aan het been dan een aanwinst: het lag aan de grens met vijand Frankrijk, was katholiek, zeer heterogeen en had een geschiedenis die sterk afweek van die van de rest van het land. Later bleek het voor het voornamelijk agrarische Pruisen echter een grote industriële basis die een belangrijke modernisering aan het land zou geven. Het nu weer uit twee delen bestaande Pruisen maakte zich in de eerste helft van de negentiende eeuw sterk voor de economische vereniging van Duitsland. In 1834 kwam op Pruisisch initiatief de Duitse Zollverein tot stand, waarvan vrijwel alle Duitse staten lid werden en die sterk bijdroeg aan de industrialisering en economische eenwording van Duitsland. Sinds 1815 domineerde Pruisen met Oostenrijk de in dat jaar in het leven geroepen Duitse Bond (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Minister-president Otto von Bismarck verenigde de Duitse staten in 1871 in het Duitse Keizerrijk, waarvan de koning van Pruisen keizer was. Van 1871 tot 1945 was Pruisen verreweg de grootste deelstaat van het Duitse Rijk (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
De Duitse eenwording onder Pruisische leiding betekende in de praktijk dat Pruisen in Duitsland opging. Sommige historici laten de geschiedenis van Pruisen dan ook in 1871 ophouden. Het land werd gereduceerd tot een van de Duitse deelstaten, al was het verreweg de grootste en dominantste. De Pruisische politiek was verweven met die van het Rijk: de keizer was tegelijkertijd koning van Pruisen, de rijkskanselier vrijwel altijd ook minister-president (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Pruisen leeft in de Duitse taal nog voort in uitdrukkingen als preußischer Drill (harde dril) en preußisch sparsam (erg zuinig). In Beieren worden inwoners van Noord-Duitsland, dat voorheen bijna geheel onder Pruisisch bestuur stond, nog steeds vaak pejoratief Preißn genoemd en is het scheldwoord Saupreiß (rot-Pruis) nog algemeen gangbaar als aanduiding voor deze 'bevolkingsgroep'. In Nederlandse dialecten (Limburgs, Nedersaksisch) bestaan nog woorden als Pruis en Pruus, die Duitser betekenen. Verder herinneren in de taal de namen van de kleur Pruisisch blauw, de plaats Preußisch Oldendorf en de voetbalclubs Borussia Dortmund, Borussia Mönchengladbach en Preußen Münster nog aan het land. Het zwart-witte tenue van Duitse sportteams, het nationale voetbalteam inbegrepen, is bovendien ontleend aan het zwart/wit van de Pruisische vlag (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Diederik van Vleuten heeft iets met Pruisisch bier. Duitse brouwmeesters hebben in Nederland het bier van goede kwaliteit gebracht bij o.a. Amstel en Heineken. Bier is overigens niet het enige dat vanuit Duitsland in Nederland kwam. Zo lees ik in het boek Een les uit Pruisen: Nederland en de Kulturkampf, 1870-1880 door Pieter de Coninck dat de ontwikkeling van de confectiebranche ook dankzij Duisters (Westfaalse immigranten) is ontwikkeld. Hierbij noemt bij Brenninkmeijer (C&A), Peek & Cloppenburg, Kreymborg, Sträter en Vroom & Dreesman.
Zo is er het verhaal dat de bierlaars en Pruisische uitvinding is (http://biervat.blogspot.nl/2013/06/bierlaars.html)
Het idee dat hij een uit Einbeck stammend volleerd brouwmeester bockbier in Beieren heeft geïntroduceerd, is volgens de Beierse historicus Heinrich Letzing Pruisische onzin. Een Pruisische opsomming van biertypes uit de 19e eeuw noemt bockbier geen bockbier maar geeft het begrip Starkbier en zet er tussen haakjes achter: 'in Bayern auch Bockbier genannt.' Dat betekent dus, dat Starkbier op dat moment zelfs in Einbeck niet Bockbier genoemd werd, alleen in Beieren (www.pint.nl/themas/traditie/bokbier/mythes-over-bokbier.aspx).
Het kroondomein Bornstedt is tegenwoordig een afspiegeling van de Brandenburgse-Pruisische economie. Hier kunt u de Pruisische ambachtelijke tradities zelf ervaren. Zo is bijvoorbeeld de uit 1689 stammende traditie van het bierbrouwen weer nieuw leven ingeblazen. Het merk 'Bornstedter Büffel' geniet ook buiten Potsdam een goede naam. Ook andere ambachten worden hier in de remises van het kroondomein gepresenteerd: onder andere pottenbakkers, kaarsenmakers, een hoedenmaakster, een bloembinder en kunstnijverheid. Een bezoek aan de barbier, de bontwerkplaats en de koninklijke hofklokkenmaker zijn ook de moeite waard (www.krongut-bornstedt.de/level9_cms/?LC=NL).
Pruissen staat misschien bekend als oorlogszuchtig en agressief. De staat is tevens een voorbeeld voor tolerantie. Zo werd het Luterse predikers verboden om de calvinisten te verketteren en gaf Frederik de grote (1740 - 1786) aan dat als de moslims zouden komen ze voor hen moskeeën zouden gaan bouwen (Een les uit Pruisen: Nederland en de Kulturkampf, 1870-1880; blz 22). De tolerantie en het openstaan voor de verstotenen van andere maatschappijen, joden, mennonieten en katholieken, leverde de staat gemotiveerde arbeiders, kennis en geld. De Coninck ziet veel overeenkomsten tussen Pruisen en Nederland. Nederland was in de periode 1871-1874 in goede relatie met Pruisen. Het land werd dan ook niet gezien als bedreiging, maar als bondgenoot (Een les uit Pruisen: Nederland en de Kulturkampf, 1870-1880; o.a. blz 192).
Frederik II of Frederik de Grote, een kleine man van nauwelijks 1,60 m geboren te Berliner Stadtschloss, 24 januari 1712 (en hij stierf te Potsdam, 17 augustus 1786) is mogelijk de beroemdste, maar ook de meest omstreden telg uit het geslacht Hohenzollern. Hij was vanaf 1740 koning in (een deel van) Pruisen en vanaf 1772 koning van geheel Pruisen.[1] Hij was getrouwd met Elisabeth Christine van Brunswijk-Bevern van wie hij na zeven jaar gedwongen huwelijk gescheiden leefde en die het niet was toegestaan hem te bezoeken op Slot Charlottenburg of bij zijn buitenverblijf Sanssouci bij Potsdam.
Op basis van de economische en militaire hervormingen die zijn vader, de soldatenkoning Frederik Willem I van Pruisen, had doorgevoerd, wist Frederik II Brandenburg-Pruisen om te vormen tot een Europese grote mogendheid. Hij voerde oorlogen tegen Oostenrijk, en breidde zijn vorstendom tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) uit met Silezië en met het graafschap Oost-Friesland (1744). In de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) viel hij Frankrijk, Rusland, Bohemen en het Keurvorstendom Saksen aan. Door middel van handige diplomatie wist hij in 1772 door annexatie West-Pruisen te verkrijgen. In 1778-1779 was hij betrokken in de Beierse Successieoorlog om te voorkomen dat Oostenrijk een deel van Beieren in handen kreeg. In 1785 stichtte hij de Vorstenbond om een tegenwicht te bieden tegen de plannen van Jozef II.
Friedrich heeft de tegenstelling tussen het oppermachtige Oostenrijk en het in vele vorstendommen verdeelde Duitsland uitgebuit en gaf de Duitsers hun zelfrespect terug. Hij ontpopte zich als een groot militair strateeg, die na zijn dood nog door vele latere generaties bewonderd werd, onder meer door Napoleon Bonaparte, die bij zijn graf in Potsdam gezegd zou hebben: "Als hij nog geleefd had, zou ik hier niet gestaan hebben" (http://nl.wikipedia.org/wiki/Frederik_II_van_Pruisen).
Hij trok wetenschappers aan voor de door zijn vader verwaarloosde Pruisische Academie van Wetenschappen en zorgde dat Christian Wolff (de filosoof) terug kon keren. Frederik schafte ondervraging door middel van foltering af, weliswaar alleen in het geval van majesteitsschennis. Hij gaf ook bevel de censuur voor het niet-politieke deel van de Berlijnse kranten op te heffen en stelde godsdienstvrijheid in om immigratie van katholieken en hugenoten te bevorderen.
Toen Keizer Karel VI op 20 oktober zonder mannelijke opvolger in Wenen stierf, toonde Frederik zijn andere kant; hij viel op 14 december op brutale wijze Silezië binnen. Oostenrijk beheerste de loop van de Oder; Holland, Frankrijk en Engeland zouden hem zo ver van hun grens niet tegen houden. Door de verovering van het rijke Silezië zou het inwoneraantal met ongeveer 50% toenemen. Pruisen met zijn goedgetrainde infanterie en cavalerie was voortaan in militair opzicht ongeveer even machtig als het Habsburgse rijk. De Silezische Oorlogen had een diepe rancune van de kant van keizerin Maria Theresia en haar minister Wenzel Anton von Kaunitz tot gevolg. Het zou een van de oorzaken van de derde Silezische of Zevenjarige Oorlog worden.
Frederik was misschien liever filosoof geweest dan koning, maar nam zijn opdracht serieus. Het onthoofden van zijn vriend Katte, in opdracht van zijn vader, moet een nare ervaring zijn geweest en heeft volgens sommige auteurs een cynische man van hem gemaakt. Frederik heeft een gigantisch oeuvre, bijna uitsluitend in de Franse taal, nagelaten van filosofische tractaten, gedichten en brieven, uitgegeven in tien delen. Frederik verloor zijn interesse in (Duitse) literatuur. Niettemin correspondeerde de vorst toch nog ongeveer dertig jaar lang met Voltaire, die over hem schreef:
's Morgens is hij een groot koning, na de maaltijd een groot schrijver, de hele dag een menselijk filosoof en 's avonds een voortreffelijk gastheer.
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Frederik_II_van_Pruisen)
Christian Freiherr von Wolff (Breslau, 24 januari 1679 - Halle, 9 april 1754) was een Duitse rechtsgeleerde, filosoof, politiek denker en één van de belangrijkste figuren in de Duitse Verlichting. Zijn denken is sterk rationalistisch van aard, en ontleent veel aan de ideeën van Gottfried Leibniz. Zijn grootste invloed oefende hij uit op het volkenrecht. Filosofisch gezien zijn Wolffs ideeën deterministisch van aard, gedeeltelijk gebaseerd op Leibniz' monadologie. Wolffs volkenrechtelijke denken was sterk natuurrechtelijk van aard. Op dit gebied introduceerde hij het idee van de civitas maxima, volgens welke er buiten de statelijk orde een wereldgemeenschap bestaat, waarop het volkenrecht is gebaseerd (http://nl.wikipedia.org/wiki/Christian_Wolff_(filosoof)).
Een van de grote verdiensten van Frederik de Grote is de invoering op grote schaal van de aardappel als volksvoedsel. Op 24 maart 1756 vaardigde hij het beroemde Kartoffelbefehl uit, waarin hij "sämtliche Land– und Steuer Räthe, Magistrate und Beamte" beval dat al zijn onderdanen met deze plant bekendgemaakt dienden te worden en dat deze op iedere beschikbare plek moest worden verbouwd. Tot op de dag van vandaag zijn er altijd een paar aardappelen te vinden op zijn graf.
Overeenkomstig zijn eigen testament is der alte Fritz begraven op het terras van zijn Slot Sanssouci in Potsdam - naast zijn geliefde windhonden. Het stoffelijk overschot werd oorspronkelijk bijgezet in de Garnisonkirche te Potsdam, naast het graf van zijn vader. 's Konings eigen wens werd als niet passend ervaren, terwijl hij duidelijk had laten weten dat hij naast zijn honden begraven wilde worden, omdat hij zijn hele leven al tussen honden had gebivakkeerd - met dit laatste overigens de mensen aan zijn hof aanduidend. In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog werd het gebalsemde lichaam vanuit de Garnisonkirche overgebracht naar een zoutmijn in Thüringen om te voorkomen dat het in handen van het Rode Leger zou vallen.[36] Vervolgens is het lijk ondergebracht in de Elisabethkirche in Marburg (Hessen). Vanaf 1953 stond zijn sarcofaag in Burg Hohenzollern, het stamslot van het huis Hohenzollern, in Hechingen op de Schwäbischen Alb. Op 17 augustus 1991 is het uiteindelijk met groot vertoon bijgezet op het terras van zijn Sanssouci, als bezegeling van de nieuwe Duitse eenheid.
Frederik de Grote is naderhand zeer verschillend beoordeeld. De bevolking van Berlijn schijnt opgelucht te zijn geweest toen hij stierf, want de stad had nieuwe impulsen nodig. In Breslau en Königsberg lag de zaak anders en ging de mensen in het zwart gekleed naar herdenkingsdiensten. Friedrich Schiller wees na enkele maanden een verzoek om een gedicht te schrijven af. De filosoof Immanuel Kant (1724-1804) beschouwde hem als de ware verlichte heerser, vooral vanwege zijn religieuze tolerantie. Mirabeau zou in 1789 verslag doen in zijn Histoire sécrète de la cour de Berlin waarin hij op zijn kenmerkende wijze de levenswijze van het Pruisische hof beschreef. De romantische historicus Thomas Carlyle stelde hem voor als een held. Thomas Mann stelde hem voor als een boosaardige dwerg. Frederiks afkeer van het Duits weerhield de nazi's er niet van om hem herhaaldelijk als een oorlogsheld in hun propagandafilms te laten optreden. Joseph Goebbels las Hitler uit brieven voor, die door Friedrich waren geschreven na de Slag bij Kunersdorf. Deze feiten deed de SED in 1962 besluiten het Ruiterstandbeeld van Frederik de Grote (Duits: Reiterstandbild Friedrichs des Großen) van Unter den Linden naar Slot Charlottenhof (een neoclassicistisch zomerverblijf in het Park Sanssouci in Potsdam) te verplaatsen; in 1980 is het standbeeld teruggezet op zijn oorspronkelijke plek. Helmut Schmidt liet in 1969 bij zijn aantreden als minister van defensie een borstbeeld van Frederik verwijderen.
Sommige historici beschouwen Frederiks belangstelling voor de Verlichting vooral als een modeverschijnsel, een façade. Dat gaat te ver: "Zijn opvattingen over staat, religie en justitie waren doordrenkt van verlichte ideeën." (http://nl.wikipedia.org/wiki/Frederik_II_van_Pruisen)
Wat me opviel is de bijnaam 'der alte Fritz'. Dat zou ook wel eens bij horeca een inspiratiebron geweest kunnen zijn.
Er is ook een ander spelling:
Pruisen (ook wel Pruissen; Duits: Preußen; Oudpruisisch: Prūsa; Pools: Prusy; Litouws: Prūsija; Latijn: Prussia, Borussia of Prutenia) is de naam van een historische staat in Centraal-Europa (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Oorspronkelijk was er een volk, de Pruisen, een West-Baltische stam, die ongeveer in de buurt van het huidige Gdańsk en Kaliningrad zetelden. Hun woongebied werd Pruisen genoemd. De Pruisen, verwant aan de Litouwers, waren primitieve landbouwers en veetelers die leefden in stammen in de toen zwaar beboste streek tussen de rivieren Weichsel en Memel. Men onderscheidt in de regel elf oud-Pruisische landstreken: Kulmerland en Pomesanië aan de Weichsel, Pogesanië, Ermland en Natangen aan het Weichselhaf, het schiereiland Samland, Nadrauen en Schalauen aan het Koerse Haf en Barten, Sudauen en Galindië in het binnenland. Ze werden volgens de kroniekschrijver Peter van Dusburg elk bewoond door een stam, met uitzondering van het vrijwel onbewoonde Kulmerland (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het Pruisenland kwam in de tiende eeuw in de invloedssfeer van de zich uitbreidende Duitse en Poolse staten. Mieszko I, hertog der Polanen, verwierf het gebied in deze eeuw als leen van keizer Otto I. Zijn opvolger Bolesław I zond in 997 Adalbert van Praag met een leger naar het gebied om de heidense Pruisen te kerstenen en te onderwerpen. Ze drongen Bolesławs legers echter terug. Adalbert stierf hierbij als martelaar en werd in 999 heilig verklaard (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
In de dertiende eeuw veroverde de Duitse Ordensstaat het gebied (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het werd in 1525 een seculier hertogdom onder het Huis Hohenzollern, dat de staat sinds 1618 regeerde in personele unie met de Mark Brandenburg. Omdat de heerser van Brandenburg de Duitse keizer mocht mee kiezen was de markgraaf ook keurvorst en dus een van de voornaamste Duitse vorsten (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Na vele conflicten met het Polen werd West-Pruisen in 1466 (na de Dertienjarige Oorlog) krachtens de Tweede Vrede van Thorn onder de naam Koninklijk Pruisen onderdeel van Polen. Oost-Pruisen, dat gezien kan worden als de voorloper van het latere Pruisische koninkrijk, bleef tot 1660 een vazalstaat van Polen. Van 1701 tot 1918 werd de staat geleid door een koning van het Koninkrijk Pruisen en van 1918 tot 1947 door een president van de Vrijstaat Pruisen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Pruisen had vooral vanaf de achttiende eeuw een grote invloed op de Duitse en Europese geschiedenis. Sinds 1866 was Pruisen de belangrijkste staat van Duitsland en later de grootste deelstaat in het Duitse Rijk. In 1947 werd Pruisen door de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog opgeheven en verdeeld. Het voormalige Pruisen ligt tegenwoordig vooral op het grondgebied van Duitsland en Polen, maar ook van zeven andere landen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Omdat de Duitse keizer militaire steun van Brandenburg nodig had, stond hij aan markgraaf Frederik III in 1701 toe om zichzelf tot "Koning in Pruisen" te kronen. Dat was mogelijk omdat Pruisen buiten het oude Duitse Rijk lag. Officieel gold het koningschap alleen voor een deel van "Pruisen", omdat eigenlijk de Poolse koning zich koning van Pruisen noemde. Toch heeft het zich gauw ingeburgerd om Brandenburg-Pruisen Koninkrijk Pruisen te noemen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Frederik Willem II sloot na de Franse Revolutie in 1791 een verbond met Oostenrijk tegen het revolutionaire Frankrijk en streed tegen dit laatste land in de Eerste Coalitieoorlog (1792-1797). Reeds in 1795 volgde echter een ommezwaai, toen Pruisen met Frankrijk de Vrede van Bazel sloot. In deze vrede erkende Pruisen weliswaar de Franse annexatie van de Pruisische gebieden op de linker Rijnoever, maar Noord-Duitsland kwam de facto in de Pruisische invloedssfeer en het land kreeg de handen vrij in het oosten. Hierdoor kon Frederik Willem er in de genoemde Derde Poolse Deling met het leeuwendeel van de buit vandoor gaan (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het land werd in de achttiende eeuw onder Frederik de Grote een Europese grote mogendheid. Door enorme uitbreidingen in de achttiende en negentiende eeuw omvatte Pruisen uiteindelijk grote delen van West- en Noord-Duitsland (thans voor een deel gelegen in het huidige Polen) (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Na Napoleons mislukte Russische veldtocht zag Pruisen, waar het nationalisme door de Franse aanwezigheid en de hervormingen sterk was opgekomen, de kans weer tegen Frankrijk ten strijde te trekken. Het streed met een leger van 280.000 man in de Bevrijdingsoorlogen en droeg in 1815 onder Gebhard Leberecht von Blücher beslissend bij aan Napoleons ondergang in de Slag bij Waterloo (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het Congres van Wenen (1814-1815) herstelde Pruisen niet in zijn oude vorm. Van de bij de Tweede en Derde Poolse Deling verkregen gebieden kreeg het slechts het groothertogdom Posen terug; de rest werd als deel van Congres-Polen aan Rusland toegekend. Pruisen kreeg echter wel Voor-Pommeren, de helft van het koninkrijk Saksen en in het westen het niet aan de rest van het land grenzende Rijnland en Westfalen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Het Rijnland leek aanvankelijk eerder een blok aan het been dan een aanwinst: het lag aan de grens met vijand Frankrijk, was katholiek, zeer heterogeen en had een geschiedenis die sterk afweek van die van de rest van het land. Later bleek het voor het voornamelijk agrarische Pruisen echter een grote industriële basis die een belangrijke modernisering aan het land zou geven. Het nu weer uit twee delen bestaande Pruisen maakte zich in de eerste helft van de negentiende eeuw sterk voor de economische vereniging van Duitsland. In 1834 kwam op Pruisisch initiatief de Duitse Zollverein tot stand, waarvan vrijwel alle Duitse staten lid werden en die sterk bijdroeg aan de industrialisering en economische eenwording van Duitsland. Sinds 1815 domineerde Pruisen met Oostenrijk de in dat jaar in het leven geroepen Duitse Bond (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
De Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866), die in werkelijkheid om de hegemonie in Duitsland ging, deed de Duitse Bond definitief uiteenvallen. Pruisen, onder Helmuth von Moltke, versloeg Oostenrijk beslissend in de Slag bij Königgrätz (3 juli 1866). Frans ongenoegen over de Pruisische overwinning leidde ertoe dat Bismarck Oostenrijk en de Oostenrijks gezinde Zuid-Duitse staten moest ontzien. Pruisen annexeerde wel Sleeswijk, Holstein en Lauenburg, alsmede de Oostenrijkse bondgenoten Hessen-Kassel, Nassau, Hannover en Frankfurt in Noord-Duitsland. Sindsdien vormde het land een aaneengesloten geheel. Reeds gedurende de oorlog had het een nieuwe statenbond voorbereid, de door Pruisen geleide Noord-Duitse Bond, waarvan alle Duitse staten ten noorden van de Main - al dan niet gedwongen - lid werden. Wilhelm I werd bondspresident en Bismarck bondskanselier (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
In het conflict met Frankrijk om de kandidatuur voor de vacante Spaanse troon van Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen, een prins uit de katholieke tak van het Pruisische koningshuis, lokte Bismarck in 1870 met het Emser Depesche een Franse oorlogsverklaring uit. In de hieropvolgende Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) sloten ook de Zuid-Duitse staten zich bij Pruisen aan. De strijd besliste zich in Pruisisch voordeel in de Slag bij Sedan (1 september 1870), waarbij Napoleon III werd gevangengenomen. Op 18 januari 1871 werd te Versailles het Duitse Keizerrijk uitgeroepen met Wilhelm I als "Duits keizer" en Bismarck als rijkskanselier.
De Duitse eenwording onder Pruisische leiding betekende in de praktijk dat Pruisen in Duitsland opging. Sommige historici laten de geschiedenis van Pruisen dan ook in 1871 ophouden. Het land werd gereduceerd tot een van de Duitse deelstaten, al was het verreweg de grootste en dominantste. De Pruisische politiek was verweven met die van het Rijk: de keizer was tegelijkertijd koning van Pruisen, de rijkskanselier vrijwel altijd ook minister-president (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Pruisen leeft in de Duitse taal nog voort in uitdrukkingen als preußischer Drill (harde dril) en preußisch sparsam (erg zuinig). In Beieren worden inwoners van Noord-Duitsland, dat voorheen bijna geheel onder Pruisisch bestuur stond, nog steeds vaak pejoratief Preißn genoemd en is het scheldwoord Saupreiß (rot-Pruis) nog algemeen gangbaar als aanduiding voor deze 'bevolkingsgroep'. In Nederlandse dialecten (Limburgs, Nedersaksisch) bestaan nog woorden als Pruis en Pruus, die Duitser betekenen. Verder herinneren in de taal de namen van de kleur Pruisisch blauw, de plaats Preußisch Oldendorf en de voetbalclubs Borussia Dortmund, Borussia Mönchengladbach en Preußen Münster nog aan het land. Het zwart-witte tenue van Duitse sportteams, het nationale voetbalteam inbegrepen, is bovendien ontleend aan het zwart/wit van de Pruisische vlag (http://nl.wikipedia.org/wiki/Pruisen).
Diederik van Vleuten heeft iets met Pruisisch bier. Duitse brouwmeesters hebben in Nederland het bier van goede kwaliteit gebracht bij o.a. Amstel en Heineken. Bier is overigens niet het enige dat vanuit Duitsland in Nederland kwam. Zo lees ik in het boek Een les uit Pruisen: Nederland en de Kulturkampf, 1870-1880 door Pieter de Coninck dat de ontwikkeling van de confectiebranche ook dankzij Duisters (Westfaalse immigranten) is ontwikkeld. Hierbij noemt bij Brenninkmeijer (C&A), Peek & Cloppenburg, Kreymborg, Sträter en Vroom & Dreesman.
Zo is er het verhaal dat de bierlaars en Pruisische uitvinding is (http://biervat.blogspot.nl/2013/06/bierlaars.html)
Het idee dat hij een uit Einbeck stammend volleerd brouwmeester bockbier in Beieren heeft geïntroduceerd, is volgens de Beierse historicus Heinrich Letzing Pruisische onzin. Een Pruisische opsomming van biertypes uit de 19e eeuw noemt bockbier geen bockbier maar geeft het begrip Starkbier en zet er tussen haakjes achter: 'in Bayern auch Bockbier genannt.' Dat betekent dus, dat Starkbier op dat moment zelfs in Einbeck niet Bockbier genoemd werd, alleen in Beieren (www.pint.nl/themas/traditie/bokbier/mythes-over-bokbier.aspx).
Het kroondomein Bornstedt is tegenwoordig een afspiegeling van de Brandenburgse-Pruisische economie. Hier kunt u de Pruisische ambachtelijke tradities zelf ervaren. Zo is bijvoorbeeld de uit 1689 stammende traditie van het bierbrouwen weer nieuw leven ingeblazen. Het merk 'Bornstedter Büffel' geniet ook buiten Potsdam een goede naam. Ook andere ambachten worden hier in de remises van het kroondomein gepresenteerd: onder andere pottenbakkers, kaarsenmakers, een hoedenmaakster, een bloembinder en kunstnijverheid. Een bezoek aan de barbier, de bontwerkplaats en de koninklijke hofklokkenmaker zijn ook de moeite waard (www.krongut-bornstedt.de/level9_cms/?LC=NL).
Pruissen staat misschien bekend als oorlogszuchtig en agressief. De staat is tevens een voorbeeld voor tolerantie. Zo werd het Luterse predikers verboden om de calvinisten te verketteren en gaf Frederik de grote (1740 - 1786) aan dat als de moslims zouden komen ze voor hen moskeeën zouden gaan bouwen (Een les uit Pruisen: Nederland en de Kulturkampf, 1870-1880; blz 22). De tolerantie en het openstaan voor de verstotenen van andere maatschappijen, joden, mennonieten en katholieken, leverde de staat gemotiveerde arbeiders, kennis en geld. De Coninck ziet veel overeenkomsten tussen Pruisen en Nederland. Nederland was in de periode 1871-1874 in goede relatie met Pruisen. Het land werd dan ook niet gezien als bedreiging, maar als bondgenoot (Een les uit Pruisen: Nederland en de Kulturkampf, 1870-1880; o.a. blz 192).
Frederik II of Frederik de Grote, een kleine man van nauwelijks 1,60 m geboren te Berliner Stadtschloss, 24 januari 1712 (en hij stierf te Potsdam, 17 augustus 1786) is mogelijk de beroemdste, maar ook de meest omstreden telg uit het geslacht Hohenzollern. Hij was vanaf 1740 koning in (een deel van) Pruisen en vanaf 1772 koning van geheel Pruisen.[1] Hij was getrouwd met Elisabeth Christine van Brunswijk-Bevern van wie hij na zeven jaar gedwongen huwelijk gescheiden leefde en die het niet was toegestaan hem te bezoeken op Slot Charlottenburg of bij zijn buitenverblijf Sanssouci bij Potsdam.
Op basis van de economische en militaire hervormingen die zijn vader, de soldatenkoning Frederik Willem I van Pruisen, had doorgevoerd, wist Frederik II Brandenburg-Pruisen om te vormen tot een Europese grote mogendheid. Hij voerde oorlogen tegen Oostenrijk, en breidde zijn vorstendom tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) uit met Silezië en met het graafschap Oost-Friesland (1744). In de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) viel hij Frankrijk, Rusland, Bohemen en het Keurvorstendom Saksen aan. Door middel van handige diplomatie wist hij in 1772 door annexatie West-Pruisen te verkrijgen. In 1778-1779 was hij betrokken in de Beierse Successieoorlog om te voorkomen dat Oostenrijk een deel van Beieren in handen kreeg. In 1785 stichtte hij de Vorstenbond om een tegenwicht te bieden tegen de plannen van Jozef II.
Friedrich heeft de tegenstelling tussen het oppermachtige Oostenrijk en het in vele vorstendommen verdeelde Duitsland uitgebuit en gaf de Duitsers hun zelfrespect terug. Hij ontpopte zich als een groot militair strateeg, die na zijn dood nog door vele latere generaties bewonderd werd, onder meer door Napoleon Bonaparte, die bij zijn graf in Potsdam gezegd zou hebben: "Als hij nog geleefd had, zou ik hier niet gestaan hebben" (http://nl.wikipedia.org/wiki/Frederik_II_van_Pruisen).
Hij trok wetenschappers aan voor de door zijn vader verwaarloosde Pruisische Academie van Wetenschappen en zorgde dat Christian Wolff (de filosoof) terug kon keren. Frederik schafte ondervraging door middel van foltering af, weliswaar alleen in het geval van majesteitsschennis. Hij gaf ook bevel de censuur voor het niet-politieke deel van de Berlijnse kranten op te heffen en stelde godsdienstvrijheid in om immigratie van katholieken en hugenoten te bevorderen.
Toen Keizer Karel VI op 20 oktober zonder mannelijke opvolger in Wenen stierf, toonde Frederik zijn andere kant; hij viel op 14 december op brutale wijze Silezië binnen. Oostenrijk beheerste de loop van de Oder; Holland, Frankrijk en Engeland zouden hem zo ver van hun grens niet tegen houden. Door de verovering van het rijke Silezië zou het inwoneraantal met ongeveer 50% toenemen. Pruisen met zijn goedgetrainde infanterie en cavalerie was voortaan in militair opzicht ongeveer even machtig als het Habsburgse rijk. De Silezische Oorlogen had een diepe rancune van de kant van keizerin Maria Theresia en haar minister Wenzel Anton von Kaunitz tot gevolg. Het zou een van de oorzaken van de derde Silezische of Zevenjarige Oorlog worden.
Frederik was misschien liever filosoof geweest dan koning, maar nam zijn opdracht serieus. Het onthoofden van zijn vriend Katte, in opdracht van zijn vader, moet een nare ervaring zijn geweest en heeft volgens sommige auteurs een cynische man van hem gemaakt. Frederik heeft een gigantisch oeuvre, bijna uitsluitend in de Franse taal, nagelaten van filosofische tractaten, gedichten en brieven, uitgegeven in tien delen. Frederik verloor zijn interesse in (Duitse) literatuur. Niettemin correspondeerde de vorst toch nog ongeveer dertig jaar lang met Voltaire, die over hem schreef:
's Morgens is hij een groot koning, na de maaltijd een groot schrijver, de hele dag een menselijk filosoof en 's avonds een voortreffelijk gastheer.
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Frederik_II_van_Pruisen)
Christian Freiherr von Wolff (Breslau, 24 januari 1679 - Halle, 9 april 1754) was een Duitse rechtsgeleerde, filosoof, politiek denker en één van de belangrijkste figuren in de Duitse Verlichting. Zijn denken is sterk rationalistisch van aard, en ontleent veel aan de ideeën van Gottfried Leibniz. Zijn grootste invloed oefende hij uit op het volkenrecht. Filosofisch gezien zijn Wolffs ideeën deterministisch van aard, gedeeltelijk gebaseerd op Leibniz' monadologie. Wolffs volkenrechtelijke denken was sterk natuurrechtelijk van aard. Op dit gebied introduceerde hij het idee van de civitas maxima, volgens welke er buiten de statelijk orde een wereldgemeenschap bestaat, waarop het volkenrecht is gebaseerd (http://nl.wikipedia.org/wiki/Christian_Wolff_(filosoof)).
Een van de grote verdiensten van Frederik de Grote is de invoering op grote schaal van de aardappel als volksvoedsel. Op 24 maart 1756 vaardigde hij het beroemde Kartoffelbefehl uit, waarin hij "sämtliche Land– und Steuer Räthe, Magistrate und Beamte" beval dat al zijn onderdanen met deze plant bekendgemaakt dienden te worden en dat deze op iedere beschikbare plek moest worden verbouwd. Tot op de dag van vandaag zijn er altijd een paar aardappelen te vinden op zijn graf.
Overeenkomstig zijn eigen testament is der alte Fritz begraven op het terras van zijn Slot Sanssouci in Potsdam - naast zijn geliefde windhonden. Het stoffelijk overschot werd oorspronkelijk bijgezet in de Garnisonkirche te Potsdam, naast het graf van zijn vader. 's Konings eigen wens werd als niet passend ervaren, terwijl hij duidelijk had laten weten dat hij naast zijn honden begraven wilde worden, omdat hij zijn hele leven al tussen honden had gebivakkeerd - met dit laatste overigens de mensen aan zijn hof aanduidend. In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog werd het gebalsemde lichaam vanuit de Garnisonkirche overgebracht naar een zoutmijn in Thüringen om te voorkomen dat het in handen van het Rode Leger zou vallen.[36] Vervolgens is het lijk ondergebracht in de Elisabethkirche in Marburg (Hessen). Vanaf 1953 stond zijn sarcofaag in Burg Hohenzollern, het stamslot van het huis Hohenzollern, in Hechingen op de Schwäbischen Alb. Op 17 augustus 1991 is het uiteindelijk met groot vertoon bijgezet op het terras van zijn Sanssouci, als bezegeling van de nieuwe Duitse eenheid.
Frederik de Grote is naderhand zeer verschillend beoordeeld. De bevolking van Berlijn schijnt opgelucht te zijn geweest toen hij stierf, want de stad had nieuwe impulsen nodig. In Breslau en Königsberg lag de zaak anders en ging de mensen in het zwart gekleed naar herdenkingsdiensten. Friedrich Schiller wees na enkele maanden een verzoek om een gedicht te schrijven af. De filosoof Immanuel Kant (1724-1804) beschouwde hem als de ware verlichte heerser, vooral vanwege zijn religieuze tolerantie. Mirabeau zou in 1789 verslag doen in zijn Histoire sécrète de la cour de Berlin waarin hij op zijn kenmerkende wijze de levenswijze van het Pruisische hof beschreef. De romantische historicus Thomas Carlyle stelde hem voor als een held. Thomas Mann stelde hem voor als een boosaardige dwerg. Frederiks afkeer van het Duits weerhield de nazi's er niet van om hem herhaaldelijk als een oorlogsheld in hun propagandafilms te laten optreden. Joseph Goebbels las Hitler uit brieven voor, die door Friedrich waren geschreven na de Slag bij Kunersdorf. Deze feiten deed de SED in 1962 besluiten het Ruiterstandbeeld van Frederik de Grote (Duits: Reiterstandbild Friedrichs des Großen) van Unter den Linden naar Slot Charlottenhof (een neoclassicistisch zomerverblijf in het Park Sanssouci in Potsdam) te verplaatsen; in 1980 is het standbeeld teruggezet op zijn oorspronkelijke plek. Helmut Schmidt liet in 1969 bij zijn aantreden als minister van defensie een borstbeeld van Frederik verwijderen.
Sommige historici beschouwen Frederiks belangstelling voor de Verlichting vooral als een modeverschijnsel, een façade. Dat gaat te ver: "Zijn opvattingen over staat, religie en justitie waren doordrenkt van verlichte ideeën." (http://nl.wikipedia.org/wiki/Frederik_II_van_Pruisen)
Wat me opviel is de bijnaam 'der alte Fritz'. Dat zou ook wel eens bij horeca een inspiratiebron geweest kunnen zijn.